Geboren worden met een snor. Het is niet iedereen gegeven. Maar toen in het 101-ste Nero-verhaal ‘De groene gravin’ Jean-Claude Pheip (roepnaam Clo-Clo) het levenslicht zag, was de zoon van meneer en madam Pheip al voorzien van zo’n behaarde bovenlip.
Nu Marc Sleen pen en penseel definitief in de wilgen heeft gehangen, bundelt zijn uitgever af en toe een paar oude Nero-albums rond een welbepaald thema. Dit keer staat Clo-Clo centraal. De eerste twee albums in deze bundeling dateren uit de jaren ’70, het derde uit de jaren ’90, toen Sleen met Dirk Stallaert als assistent zijn tweede jeugd beleefde.
Sleen herlezen blijft een plezier. Nero was destijds de meest Vlaamse van alle krantenstrips, en heeft wellicht daardoor nooit echt potten gebroken in het buitenland, al verscheen er onder meer een vrij uitgebreide Duitse reeks. Maar precies dat uitgesproken Vlaams karakter maakt, in combinatie met de erg persoonlijke, fijnzinnige humor van Sleen, Nero tot een van de beste Vlaamse krantenstrips ooit. Zichzelf in een bijrolletje opvoeren zoals Sleen dat in ‘De groene gravin’ doet, zien we weinig stripmakers hem nadoen. Een heruitgave als deze is niet zomaar een heruitgave, het is monumentenzorg. (TH)
Marc Sleen,
‘Clo-Clo Trilogie’, Standaard Uitgeverij, geen paginering, €.
***