Stripgids en Bibliotheek Turnhout openen Vlaams Documentatiecentrum voor de Strip

Je bent hier:  Home » Nieuws » Stripgids en Bibliotheek Turnhout openen Vlaams Documentatiecentrum voor de Strip

Woensdag 27 februari 2013 opende Vlaams minister van Cultuur Joke Schauvliege het Vlaams Documentatiecentrum voor de Strip in de bibliotheek van Turnhout. Dit unieke initiatief is een voorbeeld van geïntegreerd letterenbeleid. Vlaanderen (via het Vlaams Fonds voor de Letteren) de provincie Antwerpen (via het Provinciaal Bibliotheekcentrum) en de stad Turnhout slaan de handen in elkaar om het grootste stripdocumentatiecentrum van Vlaanderen uit te bouwen.

Met een collectie van 2000 naslagwerken over strips, complementair met de stripcollectie van ongeveer 25.000 titels van Bibliotheek Turnhout en gekoppeld aan de catalogus van het Belgisch Stripcentrum in Brussel, zal dit documentatiecentrum van internationale betekenis zijn.

De kern van de collectie naslagwerken wordt gevormd door de collecties van Jan Smet en Patrick Van Gompel, twee pioniers van de Turnhoutse striporganisatie. Jan Van der Veken ontwierp hiervoor een ex libris.

De collectie wordt in Vlaanderen en internationaal in academische en educatieve kringen gepromoot. Iedereen die studiewerk verricht over strips moet hier terecht kunnen.

Vlaams minister van Cultuur Joke Schauvliege:  “Strips hebben een culturele impact in onze samenleving. Daarom vroeg ik in mijn beleidsnota meer aandacht voor stripauteurs. Met haar indrukwekkende collectie naslagwerken én strips vult dit Vlaams Documentatiecentrum een belangrijke leemte en werpt het zich tegelijk op als een sterk speerpunt in het geïntegreerd Vlaams letterenbeleid.”

Zoals eerder aangekondigd treedt Strip Turnhout tegenwoordig naar buiten als Stripgids. Het tijdschrift met dezelfde naam wordt dit jaar 40. Later op het jaar zal in een speciale uitgave worden teruggeblikt op de rijke geschiedenis van het blad.

Op 14 en 15 december 2013 organiseert Stripgids het tweejaarlijkse Turnhoutse stripfestival, met de uitreiking van de Bronzen Adhemar / Vlaamse cultuurprijs voor de Strip op het Gala van de Vlaamse Strip. In samenwerking met cultuurhuis de Warande worden twee grote tentoonstellingen gebouwd waarvan één gewijd zal zijn aan de winnaar van de Bronzen Adhemar. Het thema van de tweede tentoonstelling wordt binnenkort bekendgemaakt.

Lees verder voor de toespraken van minister Schauvliege, burgemeester Brentjens en Roel Daenen (FARO).


Joke Schauvliege, Vlaams minister van Cultuur:

“Geachte directeur (Koen Van Rompaey),

Dames en heren,

Beste stripliefhebbers,


Turnhout is niet alleen de bakermat van de speelkaarten, of Taxandria, maar ook pionier van de strip in Vlaanderen en alles wat er los of vast aan hangt.

In 2009 schreef ik mijn beleidsnota dat ik meer aandacht wou voor (non-fictie en) stripauteurs, maar ik kon toen niet voorspellen dat jullie dat zo letterlijk zouden nemen. Dit documentatiecentrum is werkelijk een pareltje geworden. 2.000 naslagwerken over strips, mooi inhoudelijk in harmonie met de stripcollectie van ongeveer 25.000 titels van bibliotheek Turnhout. Dames en heren, het is indrukwekkend.

Het begon bijna veertig jaar geleden, met de oprichting van de Stripgids in 1974. Het waren hoogdagen voor de Vlaamse strip. Zeker van de typisch Vlaamse dagbladstrip, met Marc Sleen, Willy Van der Steen of Jef Nys. Maar net zo goed met de Vlaamse pioniers van de – meestal Franstalige – weekbladstrips, waarin mensen als Bob de Moor of Arthur Berckmans (Berck) een hoofdrol speelden. Het probleem was: er werd nauwelijks over geschreven, zo vond Jan Smet. En dus richtte hij het eerste tijdschrift in zijn soort op, met ruime aandacht voor de Vlaamse strip. Elf jaar lang pionierswerk. En het was bij wijze van spreken één man die het magazine vooruitstuwde met bergen enthousiasme en inzet. Een tijdje later (in 1977) kwam er zelfs een echte prijs bij: de Stripgidsprijs. De dag dat die prijs werd uitgereikt, raakte bekend als de Stripgidsdag en die groeide op zijn beurt weer uit tot een klein festival, en dan een groot festival.

Je zou bijna denken: van éénmanszaak naar multinational/grote kmo. Gelukkig kwam er in 1983 de gedegen en vooral volgehouden steun van Patrick Van Gompel. Het was de periode waarin de strip evolueerde van “prentjesboek voor kinderen” naar “de negende kunst”. De Stripgidsprijs vervelde naar de Adhemar-prijs en vervolgens naar de Vlaamse Cultuurprijs voor de Strip, maar de essentie bleef hetzelfde: onze innigste waardering voor een stripauteur die top is in Vlaanderen en vaak ver daarbuiten.


Dames en heren,

Het is nog maar tien jaar geleden dat de vzw Strip Turnhout werd opgericht, maar haar takenpakket en actieradius breidden zich snel uit en de organisatie is intussen een echt kennis- en expertisecentrum voor de Vlaamse strip geworden. Met de uitdrukkelijke steun van de Vlaamse Gemeenschap, de provincie Antwerpen, stad Turnhout en de Warande.

Maar u weet ook dat ik een voorstander ben van een geïntegreerd letterenbeleid, waarbij we de krachten bundelen en onze talenten op een gecoördineerde manier koesteren en stimuleren. Daarom wordt Strip Turnhout vanuit Vlaanderen sinds 2011 ondersteund door het Vlaams Fonds voor de Letteren (117.000 euro). Dat was ook het startschot voor een nieuw hoofdstuk in de ontwikkeling en een nieuw actieplan voor de toekomst. Strip Turnhout is voortaan Stripgids, letterlijk en figuurlijk. Naast het uitgeven van een tijdschrift zal Stripgids meer dan ooit inzetten op het maken van striptentoonstellingen. In december, op het komende festival, zullen twee grote expo’s te zien zijn. Traditiegetrouw is een ervan gewijd aan de winnaar van de Bronzen Adhemar / Vlaamse Cultuurprijs voor de Strip.

Dit documentatiecentrum is een mooi speerpunt van een echt geïntegreerd letterenbeleid. De Vlaamse overheid werkt hier samen met de provincie Antwerpen en de stad Turnhout om het grootste stripdocumentatiecentrum van Vlaanderen uit te bouwen. Ik ben ook erg blij dat deze 2.000 naslagwerken en ongeveer 25.000 titels van bibliotheek Turnhout gekoppeld worden aan de catalogus van het Belgisch Stripcentrum in Brussel. Waardoor je in beide catalogussen zal kunnen zoeken. Die afstemming is een goed voorbeeld van de samenwerking, die het Documentatiecentrum al heeft en zal blijven onderhouden.

Voor de kern van de collectie naslagwerken wil ik overigens van harte Jan Smet en Patrick Van Gompel bedanken, de twee pioniers die hun collectie ter beschikking hebben gesteld.

De opening van dit Documentatiecentrum is dus enerzijds het hoogtepunt van een lange en indrukwekkende evolutie. Een treffend symbool voor de inzet van gepassioneerde mensen. Maar het is anderzijds ook de start van een vers hoofdstuk met een vernieuwde werking, die dynamisch en toegankelijk inzet op documentatie, informatie, expertise en tentoonstellingen.

Want, dames en heren, laat daar geen discussie over bestaan: strips hebben meer dan ooit toekomst. Zowel als bron van ontspanning, als diepzinnig, intrigerend visueel festival of als inspiratiebron voor ander kunst- en cultuurgenres. De bekende Amerikaanse regisseur (Darren) Aronofsky is bijvoorbeeld een grote fan van strips en graphic novels. Hij zei ooit:  “Strips & graphic novels zijn een fantastisch medium. En ze worden ongelofelijk ondergewaardeerd en ondergebruikt.”

De “founding fathers” van de Vlaamse strip zijn inmiddels gestopt of overleden. Maar hun erfenis is springlevend. We hebben in Vlaanderen een heel gevarieerde schare aan auteurs én tekenaars. De jonge generatie slaat ongegeneerd nieuwe wegen in en speelt voluit mee op de internationale stripscène. Ik denk aan auteurs als Pieter De Poortere, Steven Dupré, Judith Van Istendael, Reinhart Croon, Ken Broeders, Kristof Spaey… en zovele anderen.

En ook de verkoopcijfers blijven relatief goed. Waar bijvoorbeeld de poëzie en de non-fictie stevige klappen krijgen, blijven de verkoopcijfers van de strip relatief stabiel, met een maar erg kleine krimp van -0,3%. (In absolute cijfers: 12.641.000 euro, goed voor 2.101.000 verkochte strips in 2012.).


Strips hebben bovendien het grote voordeel, dat ze – in tegenstelling met boeken – veel makkelijker en sneller vertaalbaar zijn. Ik ben altijd grote voorstander geweest van een ambitieus vertaalbeleid. Zo kan je sneller een groter publiek bereiken en krijgt ons talent het grotere podium dat het ook verdient. Daardoor gaat al dat tijdsintensieve werk – zovelen onderschatten nog hoeveel tijd, zweet en vakmanschap er in een strip kruipt – nog extra renderen.

Toch mogen we buitenlandse overnames nooit als vanzelfsprekend beschouwen. Een kaskraker als Thorgal, – ook één van mijn favoriete stripreeksen – is nooit doorgebroken in Zweden, Noorwegen en Finland. Ook al had het personage zijn wortels in die kontreien. Gregor Rosinski vertelde dat zijn scenarist Jean Van Hamme verschrikkelijk veel moeite gedaan had en zelfs een nieuwe naam had gezocht. Eéntje die echt Scandinavisch was: “Cormac” in plaats van Thorgal. Maar het mocht niet baten.

Zo zie je maar dat het nooit evident is en het maakt de huidige successen van de Vlaamse strip in het buitenland des te mooier. Olivier Schrauwen heeft bijvoorbeeld al revanche genomen voor Thorgal: zijn werkis intussen verkocht aan Duitsland, Polen, Frankrijk, Italië, Spanje, Amerika én aan Finland. En de Finnen kunnen ook meegenieten van het absurdisme van Cowboy Henk (Kamagurka & Herr Seele). De maagd en de neger (Judith Vanistendael) is in het Duits,FransEngels, Spaans, Italiaans en in het Pools beschikbaar. De liefhebbers van Brecht Evens is al uit in het Engels, Frans en Spaans, maar verschijnt binnenkort ook in het Duits en het Koreaans.

En zelfs die moeilijke maar o zo grote Amerikaanse markt valt voor onze Vlaamse strips, met Engelse vertalingen van werk van Schrauwen, Evens, en Vanistendael, maar ook van Nix (Kinky & Cosy), Willy Linthout (Jaren van de olifant), en Maarten Vandewiele (Paris). Brecht Evens, Willy Linthout en Nix waren al genomineerd voor een Eisner Award en Pieter Van Eenooghe kreeg in New York een gouden medaille van de Amerikaanse Society of Illustrators,  voor zijn illustratie van het reuzenganzenbordspel in het Openluchtmuseum van Bokrijk.

Ook hier, in Turnhout, voel, proef ik de internationale ambitie. En ik wil die graag ondersteunen. Mochten we Vlaanderen tot gastland kunnen maken van de Frankfurter Buchmesse in 2016, dan zullen we de mogelijkheid krijgen om onze huidige strips en graphic novels, maar ook ons stripverleden sterk in de internationale etalage te zetten. Ook daar zal dit Documentatiecentrum een mooie bijdrage kunnen aan leveren. Intussen zijn alle stripliefhebbers en onderzoekers hier hartelijk welkom om te ‘snuisteren’, te wandelen en stil te staan bij de lange rijen prachtige strips en naslagwerken.

Laat het me zo zeggen: dit is niet “Ergens waar je niet wil zijn” (titel  prijswinnende strip van Brecht Evens). Integendeel: dit stripdocumentatiecentrum wordt een place to be. En méér nog een plaats waar je wil blijven plakken. Waar je je blijvend kunt inspireren en bijstuderen.

Van harte gefeliciteerd!”

Joke Schauvliege

Vlaams minister van Leefmilieu, Natuur & Cultuur


Erwin Brentjens, burgemeester van stad Turnhout:

“Geachte mevrouw de minister

Geachte minister van Staat

Geachte leden van de deputatie

Collega’s schepenen, raadsleden

Leden van de beheerscommissie van de bibliotheek, medewerkers, genodigden


Turnhout was in 2012 Cultuurstad van Vlaanderen.

Turnhout is al veel langer de striphoofdstad van Vlaanderen, al decennia lang.

Zo viert Stripgids, het bekende striptijdschrift, dit jaar zijn 40ste verjaardag en het stripfestival dit jaar haar twintigste editie. Al die tijd is Turnhout de trotse gaststad van het festival. Het festival brengt duizenden mensen op de been. Stripliefhebbers, striptekenaars, mensen uit de ruime sector.

Het festival werd trouwens voor de eerste keer georganiseerd door Jan Smet , een medewerker van het Turnhoutse stadsarchief, die beschouwd moet worden als founding father van het festival. Maar niet alleen van het festival, ook van wat nu de Vlaamse Cultuurprijs voor de strip is en van het magazine Stripgids is hij de geestelijke vader.

Dat Turnhout gekend stond (en staat) voor de grafische industrie en dus ook voor de druk van miljoenen strips, zal hier niet vreemd aan zijn.

De uitbouw en professionalisering van zowel Strip Turnhout als het lokaal cultuurbeleid zorgen ervoor dat het fenomeen strip in heel de stad is terug te vinden. Strip Turnhout groeide als warandepartner uit tot een sterke professionele organisatie die haar gelijke niet kent in heel Vlaanderen. Ondertussen heeft Strip Turnhout haar onderkomen gevonden in de Turnhoutse bib. Niet alleen infrastructureel, maar ook inhoudelijk. Want dat is de reden waarom we hier vandaag samen zijn. Maar daarover later meer.

De samenwerking tussen stad en Strip gaat echter verder dan de inbedding van Strip Turnhout in de bibliotheek. Als stad trachten we Strip een zichtbare plaats te geven die het verdient. Een paar voorbeelden: jaarlijks wordt de affiche van de cultuurmarkt ontworpen door een Vlaams striptekenaar, bij de centrale tentoonstelling van Turnhout 2012 Turnhout Terminus Turnhout Centraal werden de mythes uit de tentoonstelling verstript, er zijn een aantal prachtige stripmuren in de stad terug te vinden, …

De andere belangrijke partner, naast strip, is uiteraard de Turnhoutse bibliotheek.

Bibliotheek Turnhout is reeds vaak een buitenbeentje en voorloper geweest in het Vlaamse bibliotheeklandschap. Reeds in 1973 was de locatie van bibliotheek en cultuurcentrum onder één dak een signaal in Vlaanderen. Nadien volgden reeds in de jaren 80 van vorige eeuw de pioniersrol op het vlak van bibliotheekautomatisering en recenter in 2005 de introductie van de Bibliotheek Nieuwe Stijl met zelfbediening op basis van RFID in combinatie met de automatisering van heel wat administratieve processen.

Bibliotheek Turnhout is dan wel het kleinste broertje in de familie van de centrumbibliotheken maar onze bibliotheek schrikt er niet voor terug om haar verantwoordelijkheid binnen de regio maar ook op Vlaams niveau op te nemen. Het Vlaamse sprinteraanbod zag hier het levenslicht en menige werkgroep van Locus en Bibnet kon op de bijdrage van een Turnhoutse collega rekenen.

Maar vooral de beslissing om binnen  het project van het netwerkmagazijn speerpuntbibliotheek te worden voor strips zorgt dat we hier vandaag verzameld zijn voor de officiële inhuldiging van het documentatiecentrum. De keuze voor strips was evident: de drukkerstraditie op het terrein van het beeldverhaal, het stripfestival, de Bronzen Adhemar, Stripgids versie 1 en de heropstanding van het tijdschrift onder stimulans van Strip Turnhout zijn evenzovele verklaringen voor deze keuze.

Reeds jaren kunnen de Vlaamse openbare bibliotheken hun afgevoerde strips aan de Turnhoutse bib bezorgen die ze toevoegt aan haar reeds indrukwekkende collectie en via het interbibliothecair leenverkeer opnieuw beschikbaar stelt aan de Vlaamse bibliotheekbezoeker. Naast Strips vormt ook de secundaire literatuur een belangrijk deel uit van ons aanbod aan gans Vlaanderen.

De Turnhoutse bib kijkt vol verwachtingen naar de toekomst. Uit een intensief traject dat de bib met tal van stakeholders aflegde volgde een sterke visienota. De bib wil een kwaliteitsvol kenniscentrum worden met bijzondere aandacht voor informatiebemiddeling en mediawijsheid. De inhuldiging van het documentatiecentrum voor de Strip is hierin een eerste belangrijke stap. Achter de schermen zijn er gesprekken met onder andere het stadsarchief om te komen tot een inhoudelijke samenwerking. Maar de rol die de bib wenst op te nemen als informatiebemiddelaar gaat uiteraard veel ruimer en heeft linken naar educatie, onderwijs, erfgoed, opvoeding,… De oefening gaat zijn om na te gaan op welke manier we deze boeiende uitdaging in de praktijk kunnen omzetten.”


Roel Daenen (stafmedewerker van FARO – Vlaams Steunpunt voor Cultureel Erfgoed):

Mevrouw de minister,
Leden van de deputatie,
Mijnheer de burgemeester en schepenen,
Beste genodigden, stripliefhebbers,

Dit is een bijzonder en plechtig moment. Ik zou als stafmedewerker van FARO, het Vlaams steunpunt voor cultureel erfgoed, graag de tijd die mij hier is gegeven, willen gebruiken om met jullie te reflecteren over de toekomst en de functies van het Stripgids Documentatiecentrum, dat we vandaag hier boven de doopvont houden, en wel in de volgende drie hoofdstukjes:

Eén: Wat was het probleem?

Twee: Ambitie is geen vies woord

En drie, de conclusie: Wat hoge bloeddruk kan geen kwaad


Hoofdstuk één: wat was het probleem? (Elk van de hoofdstukken nemen in lengte af, dus dit is het langste)

U zal het me vast niet kwalijk nemen dat ik, als ‘vertegenwoordiger’ van de cultureel erfgoedsector, u even terug in de tijd meeneem. We spoelen terug en verplaatsen ons in de ruimte… Het stripverhaal in de Verenigde Staten – de comic of dikwijls ook wel simpelweg funny genoemd – zat vanaf het einde van de 19e eeuw stevig in de lift. De strijd van krantenmagnaten als Rudolph Hearst en Pulitzer, u weet wel, diegene die zijn naam aan een bekende literaire prijs heeft gegeven, om de krantenlezer zorgde, aangedreven door hun entrepeneurschap en zin voor experiment, voor extra creatieve impulsen. Tijdens en vlak na WO II bloeide de 10 cent comic-industrie – zo genoemd naar de kostprijs van de publicaties – als nooit tevoren, met tijdschriften als Crime does Not Pay en Smash Comics. Die haalden in dat aanvankelijk nog televisieloze tijdperk indrukwekkende wekelijkse oplagecijfers tussen 80 en 100 miljoen exemplaren. Comics waren VERY big business en verschafte werk aan talloze schrijvers, illustratoren, uitgevers en tekenaars. In zijn boek ‘The Ten-Cent Plague’  uit 2008 reconstrueert de Amerikaanse criticus en mediaprofessor David Hajdu een fascinerende periode in de mentaliteitsgeschiedenis van de VS. Medio jaren ’40 linkten moraalridders de stijgende jeugddelinquentie en (ik citeer) de ‘morele achteruitgang van de jeugd’ aan de immer groeiende populariteit van comics. Bezorgde psychologen en sociologen schreven zowat alles tussen ‘tienerzwangerschappen’ en ‘de dreiging van het communisme’ toe aan … de verderfelijke invloed van tijdschriftjes als It rhymes with Lust en The Crypt of Terror. Er ontstond een heuse hetze tegen de comics en hun makers, met boekverbrandingen, eden die werden gezworen, national houseclearings, live door de televisie uitgezonden hoorzittingen in het Amerikaanse Congres enz. door (en onder impuls van) jeugdbewegingen, leerkrachten, ouderverenigingen, politici en geestelijken toe. Aan de hand van bronnenonderzoek en meer dan 150 interviews met getuigen schetst Hajdu dit tijdsgewricht. Pas met de komst van de rock ’n roll en de elastieken benen van Elvis the King verschoof de aandacht van de moraalridders naar een nieuw gevaar voor de jeugd…

Centraal figuur in de strijd tegen de comics was de psychiater Frederic Wertham, en diens boek uit 1954 Seduction of the Innocent, dat de ondertitel meekreeg the influence of comics books on today’s youth. U denkt misschien, rare jongens, die Amerikanen… Maar ook in de Lage landen kreeg het werk van Wertham weerklank, bij monde van allerlei ernstige lui, die in uiteenlopende variaties maar unisono hetzelfde zeiden: strips deugen voor geen meter. Om het met Cees Buddingh te zeggen: daar komen rare kinderen van, raban raban, raban!

Hoe stonden de zaken nu in Europa? Een figuur die ik in dit verband wil noemen is Umberto Eco, de Italiaanse schrijver en semioticus die we allemaal sinds ‘De naam van de roos’ kennen. Die zette namelijk een heel andere toon over strips. In zijn boek ‘De mysterieuze vlam van koningin Loana’ voert hij een wetenschapper op, die op zoek gaat naar zijn herinneringen. Om zichzelf te vinden, zo besluit hij, moet hij beginnen zoeken  in het collectieve geheugen van zijn land. Dààr situeert zich ook ergens zijn eigen jeugd. De confrontatie met onder andere postzegels, jeugdboeken, filmaffiches, liedjes én strips brengen hem stapvoets bij de kern van zijn identiteit. Eco brengt met zijn boek hulde aan de beeldcultuur, die mee onze jeugd én onze dromen vormt, en zo mee vormgeeft wie en wat we later zullen worden.  Eco, moet u weten, komt voort uit de intellectuele school van Roland Barthes die in 1957, drie jaar na de wetenschappelijk onderbouwde donder en bliksems van Wertham dus, de essaybundel ‘Mythologies’ publiceerde, een fascinerend werk over de diepere betekenis van onder andere boksen, de Citroën DS, reclame en zeeppoeder. Het was trouwens Barthes die de basis legde voor wat later de Cultural Studies werd genoemd. Diezelfde Eco publiceerde in 1964 Eco het essay ‘De mythe van Superman’, opgenomen in een bundel waarvan de volledige titel veel beter klinkt in het Italiaans: Apocalittici e integrati: la cultura italiana e le communicazoni di massa. Want theorieën over strips kwamen in die tijd alleen voor in beschouwingen over massacultuur. Eco had het in zijn bundel over typisch barthiaanse zaken, zoals de wereld van Charlie Brown, de grammatica van de strip, maar ook de structuur van de slechte smaak en het nut van typecasting, en, zoals gezegd, de mythe van Superman. In dat laatste deel betoogt Eco hoe Superman het verlangen van de doorsnee Amerikaan naar het ontsnappen aan de middelmaat verzinnebeeldt. Eco’s lezing van strips verlegde de grenzen en zorgde ook voor een geleidelijke omslag van de perceptie over het medium.

Het punt is dus dat Eco een opmerkelijke wake-up call bezorgde. Hij nodigde mensen uit om iets bijzonders te durven zien in wat algemeen beschouwd werd als vulgair –strips dus. Sindsdien zijn allerlei wetenschappers – onder hen historici en kunsthistorici, semiotici, maar ook ethici, taal- en tekstkundigen en genderwetenschappers – gaan beseffen dat er met strips een ongemeen rijke wereld van onderzoek voor hun neus ligt, zomaar, voor het oprapen. Het volstaat om te herinneren aan een voorbeeldje dat de media in eigen land uitgebreid gehaald heeft om de impact van die verruimde betekenis van strips te kunnen inschatten. Zo duiken strips ook gewoon op in het maatschappelijk debat, denk maar de klacht tegen het album ‘Kuifje in Congo’, het voorbeeld bij uitstek. Besluit: hoe het probleem – strips zijn vulgaire producten, inhoudsloos, slecht gemaakt, pulp dus, maar met een gevaarlijk kantje – zich heeft omgeturnd tot een razend interessant én relevant onderzoeksveld. Moet er, in dit verband, nog zand zijn?

Hoofdstuk 2: Ambitie is geen vies woord

Dames en heren, het Stripgids Documentatiecentrum van de Vlaamse strip mikt hoog. En dat is goed. Met 24.000 titels biedt het de meest omvangrijke stripcollectie van Vlaanderen. Daarbovenop komt de collectie van bijna 1800 secundaire werken – boeken over strips. De kern van de collectie wordt gevormd door de verzamelingen van Jan Smet en Patrick Van Gompel, twee pioniers van de Turnhoutse striporganisatie. Met andere woorden, door die combinatie heeft Stripgids nu al de status van een van de meest omvattende collecties in ons land, en ver daarbuiten. Zoals reeds gezegd komt er een ook een koppeling van de catalogus van het Belgisch Stripcentrum in Brussel. Door dit netwerk verwerft deze digitale catalogus de volledigheid van wereldniveau. Want de collectie van het Stripmuseum mikt grotendeels op werken uit de Franstalige wereld, die van Strip Turnhout op de Angelsaksische en Nederlandstalige – u begrijpt het, beide collecties vullen elkaar mooi aan. Het sleutelwoord in de werking van het Stripgids Documentatiecentrum is samenwerking. Want samen heeft men meer expertise, meer middelen en meer goesting. En niet enkel op lokaal of regionaal vlak – Turnhout, de provincie Antwerpen – maar ook verder dan dat: heel Vlaanderen en Brussel, en zo verder naar de rest van de wereld. Netwerken en expertise delen zijn met name in de cultureel-erfgoedsector – de wereld van de musea, archieven, erfgoedbibliotheken, heemkundige kringen, volksculturele organisaties enzovoort – al veel langer aan de orde van de dag. Heel vaak spruiten uit die samenwerkingen heel fraaie en waardevolle samenwerkingen voort, zelfs internationaal. Om maar één voorbeeld te noemen: neemt u straks op morgen eens een kijkje op de website van Europeana, wat uit een delta van tientallen, heel verscheiden Europese databanken, één efficiënte en gebruiksvriendelijke front smeedt, van waaruit men wereldwijd (want op de website) op zoek kan gaan naar erfgoed beeld-, geluid- of tekstmateriaal, en dat op zowel het thematische niveau – neem bijvoorbeeld rond de Eerste Wereldoorlog – als het niveau van de individuele beschrijving van het object. Er zijn nog vele andere voorbeelden te noemen, zoals de Vlaamse Kunstcollectie – de online verzameling van de catalogus van onze belangrijkste beeldende kunstmusea – en de Vlaamse Erfgoedbibliotheek, het samenwerkingsverband van bibliotheken met een erfgoedcollectie. De blauwdruk waarop het Documentatiecentrum van de Vlaamse strip is gemodelleerd heeft dus zeker zijn nut bewezen, het is nu aan de organisatie en alle stakeholders om de hoge ambities waar te maken.


Tot slot, hoofdstuk 3: Wat hoge bloeddruk kan geen kwaad

Dames en heren, wie zich verdiept in de ongemeen boeiende en rijke geschiedenis van de strip – de mensen uit Turnhout weten dat hun stad daarin een belangrijke rol speelde en speelt, getuige dit gebeuren hier en nu – ontdekt dat de ontwikkeling van het medium nog in volle gang is. Sinds een kleine twee eeuwen worden in stripvorm oneindig veel verhalen gebracht, grappen en mythen, fantasieën, documentaires en thrillers. Uitdagend daarbij zijn vaak thema’s die nieuw zijn voor het medium. Daardoor stuiten auteurs op het probleem dat men de beeldtaal die nodig is om die thema’s weer te geven, nog moet uitvinden. Afgaande op de golf van positieve berichten uit Angoulême doen ‘onze jongens en ‘meisjes’ – de jongste generatie – het op dat vlak uitstekend. Bijkomende vaststelling is dat ook de vorm waarin de strip gebracht wordt, meer en meer in vraag gesteld wordt – lees er de bijdrage van Noël Slangen in het jongste nummer van Stripgids maar op na.

Welnu, dat ‘uitvinden’, bijstellen en heroriënteren geldt evenzeer voor een instelling waarmee we allemaal zijn opgegroeid, en die de laatste jaren steeds meer onder druk is komen te staan. Ik heb het over de bibliotheek. Onze collega’s van Bibnet (en ook Locus) onderzoeken hoe ‘de’ bibliotheek van de toekomst er kan uitzien, en hoe het instituut zich kan voorbereiden op de grote uitdagingen met betrekking tot onder meer collectievorming en ontsluiting, digitale vormen van ontlening, publiekswerking en marketing, die op ons afkomen. En wat geldt voor de bibliotheek, geldt eveneens voor het Documentatiecentrum. Net als de strip zelf, zal de werking enigszins wat op de tast gebeuren, maar met de blik op de toekomst en voeling en aansluiting met wat er leeft in de diverse sectoren en publieken die het Documentatiecentrum zal bedienen. Dat daar wat hoge bloeddruk komt bij kijken, kan allicht geen kwaad. We zetten hiermee dan ook een grote, en belangrijke stap voor de Negende Kunst.

Ik wens het Stripgids Documentatiecentrum voor de Vlaamse Strip dan ook veel wind in de zeilen en kijk, samen met u, uit naar de toekomst! Ik dank u.