Column Lukas De Vos: "Opera Olrika"

Je bent hier:  Home » Nieuws » Column Lukas De Vos: "Opera Olrika"

Olrik zoals getekend door Jacobs opvolger Ted Benoit. (Editions Blake & Mortimer/Dargaud/E.P. Jacobs/Ted Benoit)

Olrik zoals getekend door Jacobs opvolger Ted Benoit. (Editions Blake & Mortimer/Dargaud/E.P. Jacobs/Ted Benoit)

Er gaat niets boven slecht zijn. Door en door en door slecht zijn. Slechte mensen zijn het kaneel in onze pijp, de peper aan onze kont, de beste psychiatrische behandeling. Slechteriken zijn de pit van de pruim. Niemand zou ooit één enkele letter schrijven, laat staan radio maken, als er niet die verrukkelijke poel van verdorvenheid bestond. Slechtheid is de ziel van het leven. Niet geld. Hebzucht. Niet wapens. Wreedheid. Niet orde. Onderdrukking. Géén mens is slechter dan de striphelden. En de slechtste van de slechtsten heet Olrik.

 Ik weet het, de Noorse volkskundige Axel Olrik (die overigens 80 jaar geleden overleed) draait zich om in zijn graf. De brave borst verdiepte zich een leven lang in de Denenkroniek van Saxo Grammaticus en in het Oud-Noorse Geestesleven, en ik bezwadder hier zijn nagedachtenis door hem uit te roepen tot de Caligula van de keizers. Slaap in vrede, Axel Olrik, het is uw alter ego dat mij zorgen baart. Kolonel Olrik. Het zwartste bedenksel van Edgar P. Jacobs  P. van Pierre, maar de tekenaar suggereerde liever van Poe. Jacobs hield van gechargeerde praal. Jacobs wou zijn hele leven, van 1904 tot 1987, opgaan in de opera. Opera was het leven, het leven een afschaduwing van de scène. Jacobs deed dat met succes. In 1929, acht jaar na zijn eerste optreden als figurant in de Munt, krijgt hij de Grand Prix de Chant, en mag hij als bariton aan de slag in de opera van Rijsel. Einde van een onbetekenend leven. Voor ons althans.

Jacobs hield van gechargeerde praal. Jacobs wou zijn hele leven, van 1904 tot 1987, opgaan in de opera.

Maar gelukkig is daar de slechte slechtheid: de oorlog breekt uit, Jacobs staat aan de deur. De steeds stijf in de eik staande, zwartgallige monomaan, met strikje en geruite vest, met een brilmontuur dat alleen Ivo Michiels durfde te dragen in de jaren vijftig, vindt soelaas bij Hergé, want de Duitsers hebben de ‘Flash Gordon’-kopie die hij maakte voor het blad Bravo – één album verschijnt later als ‘De U-Straal’ – verboden. Na de oorlog is het meteen raak. In een groots epos over het Gele Gevaar – enige xenofobe trekjes is de kleinburgerlijke Brusselse kweekschool nooit vreemd geweest – ontwerpt Jacobs enkele figuren die iconen van hun tijd worden: de Britse professor in alles Mortimer, en de al even Britse kapitein van de allesbehalve geheime dienst Blake. Edward en Francis, geboetseerd naar de toenmalige hoofdredacteur van Kuifje, Jacques Van Melkebeke, en naar Jacques Laudy, de tekenaar van Hassan en Kaddoer. Mortimer en Blake kunnen alles, al draagt de een een overjaars uniform uit het Brits Oost-Indische Leger, en is de ander zo uit de koeiestallen van Wales gestapt, sabbelend aan zijn pijpje, dubbend als een domino, wijs en taterend als een onderwijzer eerste leerjaar.

"Een man naar mijn hart."

"Een man naar mijn hart."

Er staat in de verhalen van Mortimer en Blake meer tekst dan tekening. En eerlijk, dat is nog leuk ook. Episch, gezwollen romantiek, Jules Vernesimplisme – en daarom zo levensecht Brussels, het geeft aan Jacobs’ oeuvre een tijdloosheid die erg Jugendstilmatig is gekleurd. Van ‘Het Geheim van de Zwaardvis’ over ‘Het Mysterie van de Grote Pyramide’ tot ‘Het Raadsel van Atlantis’ en ‘De Valstrik’, Jacobs doet zo pijnlijk zijn best minutieus Brits te zijn, dat hij het Britszijn ontstijgt en embleem wordt.

Het embleem krijgt maar zijn blijvende waarde vanwege de belering. Belering omdat Jacobs zo nauwgezet was dat hij zelfs naar Japan reisde om de juiste vuilnisbak te kunnen tekenen in ‘De 3 Formules van Professor Sato’. Belering omdat bij gebrek aan diepe kennis geleerden zijn fantasie moeten legitimeren. Belering omdat zijn 12 verhalen, de oogst van een leven, maar één thema hebben: de slechtheid. Vleesgeworden in Olrik. Olrik, de verrader. Olrik, de dubbelspion. Olrik, de schurk. Olrik, de oplichter. Een man naar mijn hart. Omdat hij ongenuanceerd is. Olrik is zwart. Olrik draagt een aristokratisch krulsnorretje, dat alleen de heel verfijnde verdorven geesten  waardig kunnen dragen. Olrik draagt met verve smoking en gabardine. Hij bestuurt een straaljager zoals wij een VW-tje, en kent wapensystemen waarvan wij het bestaan maar vermoeden.

Een man naar mijn hart. Omdat hij ongenuanceerd is.

Olrik is mijn zwart beest. Er zijn nog veel schurken en schoeljes in het leven, Martins Axel Borg – overigens ook een Deens verzekeringskantoor aan het spoorwegstation van Kopenhagen -, Nero’s Ricardo, Krimson in Suske en Wiske, De Man met de Gouden Tanden in Bob Morane, Foe Mansjoe, Dokter No – kloontjes en klonen van het diepzwarte hart van de kosmos: Olrik. Als ik ooit een opera schrijf, zal hij ‘Olrika’ heten.

Lukas De Vos is onder meer journalist bij de VRT-radio. Deze tekst verschijnt in Stripgids 16.