Gevaarlijke literatuur
Alle 15 afleveringen van het vlaggenschip van de Amerikaanse underground, Zap Comix, gebundeld in vijf fraaie boekdelen. Met als bonus het nieuwe nummer 16 en een uitgebreide geschiedenis aan de hand van interviews met alle medeplichtigen.
In 1968 staan Robert Crumb en zijn vrouw op straat zijn zelfgemaakte strips te verkopen, vanuit een volgeladen kinderwagen. Die straat is natuurlijk het beroemde hippiemekka Haight-Ashbury in San Francisco, de strip die hij verkoopt het eerste boekje van Zap Comix. Het vat perfect de tijdsgeest.
Crumb portretteert de seksuele revolutie, neo-spiritualiteit, verzet tegen het gezag en drugconsumptie op een droogkomische en heerlijk cynische manier. Voeg daar zijn onnavolgbaar zwierige tekeningen aan toe en je hebt een succesverhaal.
Voor de volgende edities ronselt hij een zootje ongeregeld, in de hoop op regelmatige basis iets te kunnen publiceren. Crumb wil steeds met andere mensen werken, maar de zes ego’s die hij rond zich verzamelt zien dat anders. Tot zijn steeds grotere frustratie blijven ze zich profileren als “the magnificent seven”. In 1980 richt hij het nieuwe magazine Weirdo op, om ook eens met andere mensen te werken. Regelmatig verschijnen doet Zap Comix al van bij het begin niet; meestal duurt het jàren voor er een nieuwe Zap verschijnt. Dat komt deels doordat de zeven heren zogenaamde jam-sessies houden, waarbij ze samenkomen om te tekenen en elkaars werk aan te vullen, maar de organisatie daarvan wordt door de jaren heen steeds moeilijker. Crumb staat altijd weigerachtig tegenover die jam, maar doet uiteindelijk steeds vrolijk mee. Maar voor de sessie van wat Zap Comix 14 (1998) wordt, krijgen ze hem echt niet mee.
Paul Mavrides (die sinds 1978 meewerkt aan ‘The Fabulous Furry Freak Brothers’ van Gilbert Shelton) wordt in de eerste plaats aangetrokken om de in 1991 overleden Rick Griffin te vervangen. Mavrides: “Het was alsof ik twintig jaar te laat uitgenodigd werd op een feestje. En al het bier was op.” Hij vervangt zogezegd ook de steeds minder betrokken Crumb; die ondanks zijn geprotesteer toch elke keer een bijdrage levert en (slechts half schertsend) beweert dat ze hem daartoe “dwingen”.
Ondanks de wisselende kwaliteit van het werk – dat wankelt tussen hilarische satire, gore vetzakkerij, dubieuze navelstaarderij en psychedelische nonsens – valt het belang van Zap Comix amper te overschatten. Ten eerste omdat het als eerste onafhankelijk uitgegeven comic een groot publiek bereikt, wat heel veel mensen inspireert om het ook allemaal zelf te gaan doen. Door die onafhankelijkheid moeten ze ook geen rekening houden met de strenge regels die in het post-McCarthy-Amerika gelden voor strips. “Ik vermoed dat Crumb alle regels die door de Comics Code Authority opgelegd werden heel bewust één voor één gebroken heeft”, verklaart Gilbert Shelton. Uiteraard proberen de autoriteiten de perverse underground comics aan banden te leggen, maar de uitgeverijtjes zijn vaak onvindbaar (eenmansoperaties met een drukpers in de kelder), dus arresteren ze de verkopers maar. S. Clay Wilsons’ strips worden in Canada in beslag genomen en in brand gestoken. Crumbs’ werk wacht een vergelijkbaar lot in Engeland. Maar ze krijgen ook tegenwind vanuit andere hoek. Linkse mensen zonder humor vinden Zap Comix “contra-revolutionair”, “vrouwonvriendelijk” en zelfs “racistisch”. Robert Williams verklaart dat hij verschillende doodsbedreigingen kreeg van feministen. In de intro-tekst wordt Zap Comix omschreven als “nog steeds een reële bedreiging voor de goegemeente”. In haar glorietijd was de Zap Comix-crew een doorn in het oog van zowat iedereen.
Die beginjaren indachtig is het misschien wat vreemd om zo veel geld te spenderen aan een bundeling van strips die aanvankelijk slecht gedrukt werden op goedkoop papier. En dat wie het exclusieve nummer 16 wil lezen, gedwongen wordt om de volledige box-set aan te schaffen, strookt ook niet helemaal met de hippie-spirit. Er staat in ieder geval heel veel werk van Crumb in, dat ze hem ongetwijfeld met geweld hebben afgenomen. Goeie zet, want hij is natuurlijk commercieel gezien altijd de belangrijkste zapper geweest. De verschillende strips die hij doneert (gemaakt tussen 2003 en 2011, sommige samen met zijn vrouw Aline Kominsky) zijn echter van nogal variabele kwaliteit. Gilbert Shelton is bijna even vaak vertegenwoordigd, met twee lange en lekker lullige verhalen over ‘Wonder Wart-Hog’ en ‘Phineas Freak’. De ‘Chequered Demon’-pagina’s uit 2009 zijn onsamenhangend, maar mogelijk het laatste werk wat we van de zeer zieke Wilson kunnen verwachten. Het motorbendeverhaaltje ‘Black Diamond Riders’ betreft de laatste tien pagina’s die de in 2012 overleden Spain Rodriguez tekende. Spijtig dat ze een beetje saai zijn. En de rest van de underground heroes laten zich niet van hun meest productieve of inventieve kant zien. Zo past het perfect binnen de lange Zap-traditie.
Afsluiten doen we met een mooie quote van Robert Crumb: “Achteraf gezien zijn nogal wat underground comix uit de jaren ‘60 en ‘70 onleesbaar en incoherent. De artiesten waren dan ook zo stoned als een garnaal.” Soms hilarisch, soms totale waanzin; Zap Comix heeft zijn eeuwigheidswaarde ruimschoots verdiend.
Sid Meuris
ROBERT CRUMB, RICK GRIFFIN, VICTOR MOSCOSO, S. CLAY WILSON, GILBERT SHELTON, ROBERT WILLIAMS, SPAIN RODRIGUEZ & PAUL MAVRIDES
‘The Complete Zap Comix’ Fantagraphics, boxset met 5 boeken, ca. €44. (Engelstalig)