Blast 4: En nu maar hopen dat de Boeddhisten zich vergissen (Manu Larcenet)

Je bent hier:  Home » Nieuws » Blast 4: En nu maar hopen dat de Boeddhisten zich vergissen (Manu Larcenet)

‘Ik ben een partizaan, geen handelaar’, orakelde de Franse stripmaker Manu Larcenet een paar jaar geleden nog met veel overtuiging in Stripgids. Als Larcenet praat, is hij wispelturig en impulsief: het ene moment ingetogen, een ogenblik later uitbundig en enthousiast. Zijn parcours als stripmaker is even eigenzinnig en grillig als zijn manier van praten. Hij maakte aanvankelijk vooral humoristische strips, en brak pas later in het Nederlands door met het vierluik ‘De dagelijkse worsteling’, over een fotograaf die met het leven worstelt en op zoek gaat naar de zin der dingen.

Toen Larcenet in 2009 met het eerste deel van ‘Blast’ kwam aanzetten, zal zijn uitgever zich wel enigszins achter de oren hebben gekrabd. Maar hij zal ook meteen geweten hebben dat het geen goed idee zou zijn Larcenet op andere gedachten proberen te brengen.

In dit geval moeten we dan zeggen: gelukkig maar. Bij het verschijnen van het derde deel vroegen we ons nog af waar het allemaal heen zou leiden, en of het niet allemaal wat over the top was. Nu het vierde en laatste deel van ‘Blast’ is verschenen, mogen we met recht en reden zeggen, na alles na mekaar te hebben gelezen: de meer dan 800 pagina’s die Blast uitmaken, vormen samen een meesterwerk. Compromisloos, gewaagd, gewelddadig, hard, ontregelend en donker. Larcenet staat grafisch op het toppunt van zijn kunnen, en maakt doorgedreven keuzes.

Centraal staat de zwaarlijvige Polza Mancini (150 kilo, quand-même), ooit een schrijver van vrij succesvolle kookboeken, die verhoord wordt door twee politieagenten. Wat er precies gebeurd is, wordt slechts geleidelijk duidelijk, maar ernstig waren de feiten blijkbaar alleszins. Een verlopen Mancini doet zijn ondervragers het relaas van zijn neergang, en vertelt hoe hij na de dood van zijn vader besluit om uit het maatschappelijk bestel te stappen. Heel bewust. Hij trekt zich in de natuur terug, maar dat blijkt niet zo gemakkelijk, vooral niet wanneer het koud wordt. En er is ook de eenzaamheid. ‘Vrijheid is een moeilijke en hachelijke ervaring’, zegt Mancini. ‘Je bent gedwongen jezelf te verloochenen en de banden met de maatschappij te verbreken. Weinigen zijn opgewassen tegen de innerlijke omwenteling die dit offer met zich meebrengt.’ Helemaal tot rust komt ook Mancini niet. ‘Alle welbehagen is tijdelijk’, zegt hij.

Altijd is hij op zoek naar momenten van onthechting, waarin hij aan zijn aardse leven ontstijgt. Die vindt hij in blasts, erg korte, euforische momenten van geluk en vrijheid in een ander, parallel universum. Meteen na de dood van zijn vader beleeft hij voor het eerst zo’n blast, het zijn de enige passages in deze strip die niet in zwart-wit zijn uitgevoerd. Alleen in een andere wereld heerst kleur, voor de rest regeert de meedogenloze kleurloosheid.

Donker expressionistisch zou je de tekeningen van Larcenet in ‘Blast’ kunnen noemen, en zijn schildering van een wereld waar je niet wil zijn zou moeten volstaan om grote afkeer voor de personages in het boek op te wekken. Vreemd genoeg gebeurt dat niet. Gaandeweg gedraagt Polza Mancini zich steeds dierlijker, en begint hij er ook meer en meer als een monster uit te zien – en toch koester je als lezer naarmate hij zijn verhaal vertelt steeds meer sympathie voor deze kolos en zonderling.

Meer dan 750 pagina’s lang luisteren we met de speurders naar het verhaal van de landloper, de schrijver wiens leven uit de sporen gelopen is. Het is een verbijsterend verhaal. Maar de echte ontknoping moet dan nog komen: in een soort epiloog schijnt plots een heel ander licht op het verhaal dat je net hebt gelezen. Het was van de film ‘The Usual Suspects’ uit 1995 geleden, dat we zoiets nog hadden meegemaakt.


Manu Larcenet
‘Blast 4: En nu maar hopen dat de Boeddhisten zich vergissen’, Oog&Blik/De Bezige Bij, 208 blz., €24,90.