Moemin. De complete stripreeks van Tove Jansson: deel 1 (Tove Jansson)

Je bent hier:  Home » Nieuws » Moemin. De complete stripreeks van Tove Jansson: deel 1 (Tove Jansson)


Al in haar jonge jaren tekende ze witte, mollige trollen met een dikke neus. Eind jaren 40 zouden die trollen wereldberoemd worden als de Moemins. Bijna haar hele leven lang bleef de Fins-Zweedse Tove Jansson (1914-2001) verhalen over die even vreemde als hartverwarmende trollenfamilie verzinnen. “Je voelt een koude wind rond je benen waaien als je de Moeminvallei verlaat”, gaf Jansson ooit toe.

“Toen ik nog erg jong was en bij mijn oom in Zweden logeerde, ging ik ’s nachts wel eens wat eten halen uit de provisiekast. Mijn oom maakte me dan wijs dat er Moemintrollen zaten die me in de nek zouden springen – ze woonden achter de tegelkachel in de keuken”, vertelde Tove Jansson wanneer haar gevraagd werd waar de Moemins vandaan kwamen. “Hun uiterlijk baseerde ik op een boomstronk in het woud bedekt met sneeuw, die ook als een grote witte, ronde neus naar beneden hing.”

Tove Jansson was de dochter van een kunstenaarsechtpaar: haar vader was beeldhouwer, haar moeder schilderde en was vooral als illustratrice actief. De grote droom van haar vader was dat ook zijn dochter kunstenaar zou worden, en al op jonge leeftijd kreeg ze dan ook alle denkbare kansen om te tekenen, te schilderen en te schrijven. Met resultaat. Eerst hielp ze haar moeder bij haar illustratiewerk, maar vanaf haar 18de publiceerde ze onder eigen naam, en studeerde ze schilderkunst, ook in Parijs, waar ze gedegouteerd geraakte van de hooghartige en snobistische sfeer aan de academie.

Vanaf 1938 begon Jansson, terug in eigen land, voor het satirische blad Garm te werken, ze maakte cartoons waarin ze de draak stak met Stalin en Hitler. Die tekeningen signeerde ze onderaan met een rond figuurtje, een witte trol die enigszins aan een nijlpaard deed denken en die ze min of meer als haar handtekening beschouwde. Een paar jaar later, toen ook Finland een strijdtoneel van de Tweede Wereldoorlog was geworden, begon ze verhalen over dat mannetje en zijn familie te schrijven en te tekenen – om aan de dagdagelijkse realiteit van bombardementen en veldslagen te ontsnappen. Moem en zijn familie, de Moemins, wonen in de Moeminvallei, en beleven bepaald surrealistische avonturen. In de naoorlogse jaren zou Jansson met die prentenboeken nagenoeg heel Scandinavië veroveren, en al heel snel werden er ook strips en zelfs theatervoorstellingen rond de figuurtjes gemaakt – een multimedia-aanpak toen die term nog niet bestond. Jansson zelf hield daarbij alle touwtjes zeer strak in handen.

Ongedwongen

De grote internationale doorbraak kwam er vanaf 1954, nadat een Britse agent van Associated Newspapers Jansson had voorgesteld een krantenstrip rond de Moemins te maken. Op 20 september 1954 begon die te lopen in de London Evening News, en een paar jaar later waren kranten in meer dan veertig landen gevolgd. Het begin van een succesverhaal, dat er tot vandaag voor zorgt dat de boeken en de merchandising van de Moemins met pakweg Kuifje, De Smurfen of Winnie de Poeh concurreren. Uiteindelijk zou Tove Jansson 21 strips verzinnen, schrijven en tekenen, alvorens de reeks in handen van haar broer Lars te geven. De verhalen die ze zelf maakte werden de voorbije jaren in vijf prachtig vormgegeven boeken gebundeld door de Canadese uitgever Drawn & Quarterly. De Nederlandse stripuitgever Silvester start nu een vertaling, waarvoor de vormgeving van de Engelstalige boeken werd overgenomen.

Ook zestig jaar later is meteen bij een eerste lectuur duidelijk waarom die strip indertijd zo’n succes kende. Er wordt altijd wel op een of andere manier een avontuur beleefd, maar dat is in de wonderlijke wereld van de Moemins slechts bijzaak. Het gaat om de personages, om hun karakters en hun verbazend menselijke reacties en gedragingen. Ondertussen aanvaarden ze de meest onverwachte en onwaarschijnlijke gebeurtenissen en gedragingen als voldongen feiten, en gaan ze er op een heel vanzelfsprekende, ongedwongen manier mee om – zonder dat er iets wordt uitgelegd. Hoewel het Moemin-universum duidelijk stamt uit de wereld van sprookjes en fantasy (het is geen wonder dat Jansson ooit door haar Zweedse collega-schrijfster Astrid Lindgren werd aangezocht om De Hobbit van Tolkien te illustreren), toch doet de stripversie van Moemin qua sfeer sterk aan de Nero-strips van Marc Sleen denken, die in die tijd in de Vlaamse krant Het Volk verschenen. Het is geen toeval dat van zowel Sleen als van Jansson wordt gezegd dat ze in hun werk op het eerste zicht buitenissige personages opvoeren, maar dat hun verhalen toch een biografische inslag hebben. Zij het dan misschien niet in de feiten, wel op het vlak van gevoelens, spirit en (de licht anarchistische) wereldbeschouwing. “De impulsen en de noden van de schrijver zelf zijn essentieel als er iets geschreven moet worden, het bestaan van het lezende kind is dat niet”, schreef Jansson daar ooit over.

Kunst

Het succes van de strip was dermate groot, dat een en ander Jansson boven het hoofd dreigde te groeien. Dat had er ook mee te maken dat ze alles erg lang zelf bleef doen. Het werk aan de strip en de vele zakelijke beslommeringen stonden haar schilderwerk en andere literaire projecten in de weg. “Strips en kunst gingen niet samen. Ik weet het. En ik overdrijf niet”, zei ze. Toen haar broer de strip overnam, voelde het echt wel aan als een bevrijding. Ze wilde er niet te veel aan terugdenken, want het was een hels karwei geweest dat haar bijna een afkeer voor haar eigen personages had bezorgd. “Ik zou me net zo goed voorbije tandpijn kunnen herinneren.” Al schreef ze later ook in een brief: “Ik heb nergens spijt van en ik ben dankbaar voor de ervaring die ik door de strips heb opgedaan, zelfs al was het een tweesnijdend zwaard.”

Vanaf begin jaren ’60 nam Jansson steeds meer afstand van de Moemins, begon ze weer meer te schilderen en schreef ze kortverhalen die zich nadrukkelijk tot een volwassen publiek richtten. Ze trok zich het grootste deel van de tijd met haar levensgezellin terug op een eiland voor de Finse kust, ver van het gewoel. Tussendoor reisde ze de wereld rond, al was dat nog vaak om de Moemins te promoten. Zo trok ze naar Japan, waar de personages een grote schare fans bleken te hebben, en waar een animatieserie werd geproduceerd. Nadat de druk van de dagelijkse productie was weggevallen, liet ze zich alle eerbewijzen en huldigingen welgevallen.

En ondertussen werkte ze naarstig door. Ze schilderde, ze schreef, en af en toe tekende ze zelfs nog wel eens een van de Moemins. “Elk canvas is een zelfportret”, liet ze zich ontvallen, en ze schreef ook in een brief: “De eenzaamheid heeft honderd gezichten.” Wellicht zijn haar boeken, schilderijen en verhalen een levende getuige van die vaststelling, die de melancholie die onder alle sprankelende vrolijkheid en sprookjesachtigheid van haar werk sluimert, kan helpen verklaren.

‘Moemin. De complete stripreeks van Tove Jansson: deel 1’, Tove Jansson
Silvester, 96 blz. 19,95 euro