Grzegorz Rosinski, monografie (Patrick Gaumer)

Je bent hier:  Home » Nieuws » Grzegorz Rosinski, monografie (Patrick Gaumer)

Een diva en een commerciële jongen.
De Franse strippublicist Patrick Gaumer heeft er een druk jaar opzitten. Hij keek twee populaire stripmakers urenlang diep in de ogen, en schreef over allebei die ontmoetingen een vuistdik boek.

Haast simultaan landden ze in de boekhandel: het eerste, een koffietafelboek over ‘Thorgal’-tekenaar Grzegorz Rosinski, werd zelfs in het Nederlands vertaald. Ook het tweede, een enkel in het Frans verschenen monografie over scenarist Raoul Cauvin, biedt een interessante kijk achter de schermen.

Voor zijn monografie over Rosinski koos Gaumer voor de vraag-antwoordvorm. De van oorsprong Poolse tekenaar praat honderduit over zijn leven en werk, en gaat in op de belangrijke ontmoetingen en gebeurtenissen in zijn leven. Het is een verhaal dat kan tellen: een tekenaar die eerst carrière maakt in eigen land, dan scenarist Jean Van Hamme ontmoet en van achter het IJzeren Gordijn de door hem bedachte reeks ‘Thorgal’ begint te tekenen. Na de machtsgreep van Jaruzelski krijgt hij zijn platen amper nog bij zijn uitgever in België. Zodat hij uiteindelijk besluit om met zijn gezin uit Polen te vluchten, om eerst in België en later in Zwitserland onderdak te vinden.

Bij het grote publiek is Rosinski vooral bekend van zijn realistische werk voor het weekblad Kuifje, en van de striproman ‘De Chninkel’. Als dit boek één ding overtuigend aantoont, is het dat Rosinski veel meer kan dan dat. In het boek vind je tekeningen en strips in de meest diverse stijlen, ook humoristische. De tekst is hier en daar misschien iets te uitvoerig, maar in zijn geheel genomen interessant en inzichtrijk. Enkele kroongetuigen (Jean Van Hamme uiteraard, maar ook minder bekende collega’s en vrienden) krijgen de ruimte om hun versie van de feiten te vertellen. Ook te vermelden: de meer dan uitstekende vertaling van Erwin Cavens.

‘Cauvin. La monographie’ is ook op een groot interview met het onderwerp van het boek gebaseerd, maar wordt in een andere vorm gepresenteerd: als een doorlopend verhaal, waarin ook de getuigenissen van anderen verwerkt zijn. Zijn bekendste reeksen zijn ‘De blauwbloezen’ en ‘Sammy’, maar hij leverde tientallen reeksen, vooral voor het weekblad Robbedoes en uitgeverij Dupuis, waar hij zijn hele carrière trouw aan bleef.

Kunnen aan Rosinski enige diva-allures in de omgang niet ontzegd worden, Cauvin van zijn kant kiest liever voor de luwte, en staat ook als gemoedelijk te boek. Al zegt hij hier toch minstens een paar keer waar het voor hem op staat: zijn visie op de manier van werken van wijlen de Vlaamse tekenaar en animatiefilmer Ray Goossens brengt hij erg duidelijk onder woorden.

Wel jammer dat iemand van het kaliber van Cauvin, die in zijn topjaren drie miljoen albums per jaar verkocht, blijkbaar toch ook gebukt gaat onder een (al dan niet vermeend) gebrek aan erkenning van critici en intelligentsia. Hij voelt zich weggezet als ‘een platte commerciële jongen’, en vindt dat zijn vakmanschap onvoldoende erkend wordt. Al op de achterflap en in het voorwoord gaat het erover, en het blijft maar terugkomen. Het bevestigt opnieuw een waarheid die nog steeds staat als een huis: elke auteur wil een gigantische verkoop én goeie kritieken. (TH)

Patrick Gaumer

‘Grzegorz Rosinski, monografie’, Le Lombard, 400 blz., €49,95.