Niks blijft hetzelfde in de wereld van Kuifje. Het mooie boek ‘Kuifje. Uit de geheime archieven van Hergé’ (dat een inkijk biedt in de collectie van het Hergé Museum in Louvain-la-Neuve) lijkt deel uit te maken van een koerswijziging bij de erfgenamen van de bedenker van de reeks.
Toen het boek ‘Kuifje. Uit de archieven van Hergé’ werd voorgesteld, was de Belgische pers massaal uitgerukt. Althans, de Franstalige pers, want we bleken het enige persorgaan van benoorden de taalgrens te zijn dat naar Louvain-la-Neuve was overgestoken. Frans was de voertaal, en de vertegenwoordiger van het Museum vergat zelfs de Nederlandstalige uitgever – die tijdens de persconferentie ook even iets wou zeggen – het woord te geven. Maar voor de rest: een
open en hartelijk onthaal viel ons ten deel.
Dat is wel eens anders geweest. Toen het museum in 2009 de deuren opende, kregen fotografen en cameramensen, vaak uit andere delen van Europa overgekomen, te horen dat binnen geen beelden mochten worden gemaakt. Vooraf was hen dat niet meegedeeld, en woest verlieten de meeste het museum. Een prachtig, heel inventief gebouw is het nochtans, ontworpen door de Franse architect Christian de Portzamparc – maar dat kreeg de nationale en internationale gemeenschap bij de opening dus niet op televisie of in de krant te zien. Daar moesten de lezers en de kijkers maar voor naar Louvain-la-Neuve komen.
Op dat moment ging iedereen die van ver of dichtbij iets met het Hergé Museum te maken had, er nog van uit dat massa’s mensen dat ook zouden doen. Na vier jaar blijkt dat niet het geval. Vooraf werd een bezoekerscijfer van 200.000 mensen per jaar vooropgesteld, maar voorlopig blijft de teller haperen ergens in de buurt van de 80.000 bezoekers. Niet eens de helft van wat werd vooropgesteld.
De voornaamste reden daarvoor laat zich raden: de ligging. In Louvain-la-Neuve mag tijdens het academiejaar een gezellige drukte heersen, buitenlandse toeristen die Brussel aandoen denken er blijkbaar amper aan om de verplaatsing te maken. Het neemt teveel tijd in beslag, en in Brussel zelf kan je toch nog altijd in het Stripmuseum aan de Zandstraat terecht. Waarom dan een halve dag verliezen om in het Hergé Museum te geraken?
Nochtans was het niet de oorspronkelijke bedoeling dat het Hergé Museum in Louvain-La-Neuve zou terechtkomen. Hergé zelf had zijn vriend Guy Dessicy de opdracht gegeven om een pand in Brussel te zoeken, wat uiteindelijk in het Stripmuseum zou resulteren – een museum dat aan het werk van álle Belgische striptekenaars was gewijd. Toen duidelijk werd dat er ook een apart museum rond Hergé en zijn werk zou komen, werd omstreeks de eeuwwisseling onderhandeld over een locatie in Brussel: aan het spoorwegstation Luxemburg of aan het Fontainasplein moest het komen. Maar Fanny Vlaminck, de weduwe Hergé, en vooral haar tweede man, de flamboyante Brit Nick Rodwell, slaagden er niet in om een akkoord te bereiken met de Brusselse overheid. Dan moest het maar Louvain-la-Neuve worden, daar wilde de overheid wel fors mee investeren. En die twintig kilometer die het universiteitsstadje van Brussel scheidde, dat zou voor niemand een onoverkomelijk probleem zijn. Toch?
Die twintig kilometer bleek voor veel toeristen juist wél een probleem. Gevolg: het museum bleef ver onder de verwachtingen. Wellicht is dat de reden voor de plotse openheid. Tijdens de boekvoorstelling (op hetzelfde moment werd ook een mooie tijdelijke expo geopend) mocht naar hartenlust worden gefotografeerd en gefilmd. Het Hergé Museum verlaat zijn ivoren toren, zo lijkt het wel. Kuifje wordt plots benaderbaar. Ook Fanny Vlaminck en Nick Rodwell zelf waren op de voorstelling, en zeer aanspreekbaar en toegankelijk.
Het boek dat werd voorgesteld is een stap in dezelfde richting. Want niet alleen is het opgebouwd volgens hetzelfde stramien als het museum (met dezelfde opdeling in hoofdstukken), het opent ook met een apart hoofdstuk over het project van de architect, rijkelijk geïllustreerd met foto’s van de binnenkant in het museum. Van een koerswijziging gesproken. Al moeten we daar meteen bijzeggen dat in het boek nog steeds geen foto’s van de tentoonstellingszalen zelf te zien zijn.
Geheime archieven
De Franse versie van het boek heet gewoon ‘Musée Hergé’, de Nederlandse gaat door het leven als ‘Kuifje. Uit de geheime archieven van Hergé’. Maar de inhoud is nagenoeg dezelfde. Een bijzonder verzorgde verzameling stukken uit de collectie van het museum is het geworden, met ook enkele vooralsnog niet gepubliceerde schetsen en foto’s – al is ‘geheime archieven’ natuurlijk wel meer dan een beetje overdreven. Ook interessant is het documentatiemateriaal dat Hergé gebruikte bij het uitwerken van zijn verhalen. De tekst is van de hand van de Franse journalist Michel Daubert, die voor onder meer Le Figaro en Télérama werkt.
De Franse versie presenteert zich haast als een museumcatalogus, de Nederlandse versie wil, alleen al door de titel, meer zijn dan dat. De Franstalige reeks ‘Chronologie d’une oeuvre’ bracht al een prachtig verzorgd overzicht van de artistieke productie van de tekenaar van ‘Kuifje’ en ‘Quick en Flupke’. In het Nederlands verscheen enkel een beperkte selectie daaruit. ‘Kuifje. Uit de geheime archieven van Hergé’ wil ook een Nederlandstalig alternatief voor die (Franstalige) reeks zijn. Gevorderde Tintin-o-fielen doen er weinig spectaculaire ontdekkingen, maar wie in één mooi vormgegeven boek een inkijk wil in het genie van de belangrijkste Belgische stripmaker van de twintigste eeuw, wordt hier op zijn wenken bediend.
Michel Daubert
‘Kuifje. Uit de geheime archieven van Hergé’, Terra Lannoo, 450 blz., €45.
Copyright alle illustraties: Moulinsart, 2014.