Stripcultuur in de Lage Landen: wat Vlaanderen en Nederland van elkaar leren

Je bent hier:  Home » Nieuws » Stripcultuur in de Lage Landen: wat Vlaanderen en Nederland van elkaar leren

België werd door Nederlanders tientallen jaren lang als stripland bij uitstek beschouwd en dus als gidsland. Suske en Wiske, Kuifje, Guust Flater, Robbedoes, alle bekende en leuke strips komen uit België. Het idee dat in België veel meer mensen strips lezen en de strip als vanzelfsprekend tot hun cultuur vinden behoren, was jarenlang een veel gehoord cliché in Nederland. Maar clichés komen zelden uit de lucht vallen, het zijn niet voor niets clichés geworden.

Een bekende Nederlandse striphistoricus heeft wel eens beweerd dat de liefde voor het beeldverhaal, een ander woord voor strip, terug te voeren is op het geloof. Katholieken drukken zich het liefst uit in beeld, zie bijvoorbeeld de kruisstaties in katholieke kerken en de vele heiligenbeelden. Protestanten hebben het juist niet zo op beelden, maar op woorden. De Bijbel opent niet zonder reden met de woorden In den beginne was het woord. Er zit wel iets in die opdeling van de Lage Landen. In het zuiden van Nederland en in Vlaanderen kent het beeldverhaal al een lange bloei, terwijl in het noorden de strip met pijn en moeite vlak na de oorlog enige voet aan de grond kreeg en tot de jaren zestig moest worstelen om het hoofd boven water te houden.

Katholieken drukken zich het liefst uit in beeld. Protestanten hebben het juist niet zo op beelden, maar op woorden

Dat leidde er ook toe dat er vanuit Nederland met afgunst werd gekeken naar België inzake de omgang met striperfgoed. Daar snappen ze tenminste dat strips belangrijk zijn, terwijl die in Nederland zo lang marginaal bleven. Dat dit maar zeer ten dele klopt, is de laatste jaren uit onderzoek gebleken. België heeft weliswaar een op het oog zeer bloeiende stripcultuur, in de praktijk bleek er zeker inzake de zorgvuldige omgang met het striperfgoed nogal wat af te dingen op het positieve imago. Recent onderzoek van FARO heeft zelfs aangetoond dat over de omgang met striperfgoed België op een aantal punten juist weer wat van Nederland kan leren. Sinds een aantal jaren wordt er wel samengewerkt. In de Lage Landen worden kennis en ervaring uitgewisseld, waarbij dient te worden opgemerkt dat die uitwisseling vooral plaatsvindt tussen Vlaanderen en Nederland. Maar het is hoe dan ook een grote stap voorwaarts, waar de stripcultuur in beide landen hopelijk baat bij zal hebben.

Eric De Noorman (c) Hans G. Kre

Verzamelen en bewaren in Nederland

Nederlanders zijn serieuze verzamelaars, maar de tekeningen moeten bij voorkeur wel gratis zijn. Wat steeds weer opvalt bij stripfestivals en -beurzen, is hoeveel fans hun favoriete tekenaars een opdracht of andersoortige tekening ontfutselen, om die vervolgens zorgvuldig in de tas op te bergen en met de hand daarop het pand te verlaten. Om hem dan na enkele jaren op internetveilingsites weer te koop aan te bieden, maar dit terzijde. Verder is er weinig handel in origineel werk. En wat voor privéverzamelaars in Nederland in het klein geldt, gaat ook op voor Nederlandse instituten: geld uitgeven aan strips is not done. Er zijn mede om die reden maar enkele stripcollecties in openbaar bezit in Nederland die de moeite waard zijn. De belangrijkste is die van de Universiteitsbibliotheek van Amsterdam. In 1967 richtte een groepje stripliefhebbers een vereniging op die de liefde voor de strip een gezicht moest geven: Het Stripschap. Strips mochten niet langer gezien worden als een afwijking van gedrogeerde jongeren, strips moesten beschouwd worden als een serieus medium, dat je vanuit diverse (wetenschappelijke) invalshoeken kunt bestuderen: historisch, kunsthistorisch, sociologisch, psychologisch, want al die aspecten zitten in het medium strip verweven. Dat verklaart ook waarom Het Stripschap in een volgende fase een plek probeerde te vinden waar je de strip zou kunnen bestuderen.

Nederlanders zijn serieuze verzamelaars, maar de tekeningen moeten bij voorkeur wel gratis zijn

Vader en Zoon (c) Peter Van Straaten

Hoog mikken, moeten ze gedacht hebben en ze stapten naar de Universiteitsbibliotheek van de Universiteit van Amsterdam. Daar vonden ze een gewillig oor bij de toenmalige bibliothecaris, die bereid was het medium serieus te nemen. En zo werd in 1970 het StripDocumentatieCentrum Nederland opgericht, dat begon als een studiezaaltje met wat strips en boeken over strips. In de loop van enkele decennia werd, soms met vaart, soms met de grootste terughoudendheid verzameld. Inmiddels kan die stripcollectie als de grootste openbare stripcollectie van Nederland worden beschouwd. Met ongeveer 50.000 stripalbums, een flinke verzameling secundaire literatuur en om en nabij de 50.000 originele tekeningen en strippagina’s is die kwalificatie niet overdreven. De toppers in de collectie zijn de originele tekeningen van legendarische strips als Dick Bos van tekenaar Alfred Mazure, tekeningen van Eric de Noorman van Hans Kresse, de originele stroken van de Vader & Zoon-strips van Peter van Straaten en veel originelen in het archief van Swan Features Syndication, een bureau dat Nederlandse strips over de hele wereld verkocht. Doel is de komende jaren om wat meer archieven binnen te halen. Origineel materiaal is leuk, maar in de context van een archief van een tekenaar, uitgever of verzamelaar, dus met allerlei correspondentie en zakelijke informatie erbij, heeft het een toegevoegde waarde. De archieven die er in het land zijn, worden veelal beheerd, en meestal alleen maar bewaard, door familie of liefhebbers die ruimte, tijd en geld hebben geïnvesteerd om de nagedachtenis aan hun favoriete tekenaar levend te houden. Onderbrengen bij een instituut zou onderzoek, betere bewaaromstandigheden, professionele ontsluiting, tentoonstellen en eventueel digitalisering mogelijk kunnen maken. Omdat de Nederlandse stripwereld klein is, is het gemakkelijker om structureel te werken. Hoe minder partijen, hoe minder er afgestemd en afgesproken hoeft te worden. Dat is in België anders.

Verzamelen en bewaren in Vlaanderen

Vlaanderen is enkele jaren geleden begonnen met een inhaalslag. Hoewel het Belgisch Centrum voor het Beeldverhaal in Brussel (geopend in oktober 1989) en enkele kleinere instituten en particuliere initiatieven al enige tijd naast elkaar bestonden, heeft men in Vlaanderen besloten de handen nu eindelijk eens ineen te slaan. Met twee studiedagen en een groot onderzoek waaraan nu alweer twee jaar lang gewerkt wordt, geven zij er blijk van serieus werk te willen maken van hun striperfgoed en vooral op een gestructureerd beleid daaromtrent. Studiedagen en onderzoek moeten leiden tot een uitgebreid rapport met aanbevelingen dat bij de Vlaamse overheid moet worden ingediend en grondig bestudeerd, alvorens conclusies eraan te verbinden en gericht beleid te kunnen gaan maken. Let wel, het gaat over de Vlaamse overheid en dus om Vlaams striperfgoed. Het Franstalige striperfgoed wordt daar niet per definitie bij betrokken. Maar men moet ergens beginnen en het feit dat in Vlaanderen de neuzen nu allemaal dezelfde kant op lijken te staan, is al een mooi resultaat. En met serieuze partners, want Erfgoedbibliotheek Hendrik Conscience doet mee door de aanleg van een serieuze stripcollectie, het Letterenhuis in Antwerpen doet mee en zou het originele materiaal kunnen beheren, en de Koning Boudewijn Stichting participeert als adviesorgaan voor de stripmakers die met hun archief omhoogzitten. Met de meer dan honderd fondsen die bij deze stichting aangesloten zijn, is er wellicht voldoende geld voorhanden voor allerlei projecten op het vlak van acquisitie, beheer en behoud, en digitalisering. Zaak is nu om met vereende Vlaamse krachten in de komende jaren het striperfgoed op de agenda te zetten en te houden, vooral op de politieke agenda. Het stripinformatieblad Stripgids, dat tweemaal per jaar verschijnt, levert een grote bijdrage bij dit offensief, inhoudelijk maar ook door de manier waarop het is uitgevoerd: kloek formaat, moderne vormgeving, degelijke artikelen. De populariteit van de populaire cultuur in brede zin zorgt voor rugwind. Als de overheid nu voor een stevige boost zorgt en alle andere partijen ervoor zorgen dat alle zeilen zijn bijgezet, kon dit bootje wel eens een zeer behouden vaart voor de boeg hebben. En wij hopen dan dat Nederland het goede voorbeeld volgt.

Populaire cultuur

De groeiende populariteit van en het oog voor de cultuur van alledag heeft de laatste jaren een hoge vlucht genomen. Musea in binnen- en buitenland brachten exposities waarin voorwerpen uit het dagelijks leven tot kunst werden verheven, of in elk geval tot objecten die een nadere bestudering waard zijn. Of het nu om meubels, gebruiksvoorwerpen, huishoudelijke apparaten, publiektijdschriften, of radio en televisie ging, het alledaagse, voor de hand liggende is nog vaak té dichtbij om de moeite waard gevonden te worden. Tot het eens uit zijn dagelijkse context wordt gehaald. Dat geldt ook voor strips. Een eerste poging om iets dergelijks met strips te doen, vond bijna zestig jaar geleden plaats, toen in 1962 het Stedelijk Museum Amsterdam, normaal een museum voor moderne kunst, strips exposeerde. Daar bleek toen ineens achter de dagelijkse krantenstripjes een onvermoede wereld schuil te gaan. Van het maken tot het verkopen van strips, van het verzamelen tot het verhandelen, van het gebruik voor allerlei doeleinden (van vermaak tot reclame tot educatie) tot het tentoonstellen als kunst, strips bleken veel meer te omvatten dan tot dan toe werd aangenomen. Het zou indirect de aanleiding blijken te zijn tot de oprichting van Het Stripschap (1967) en het SDCN (StripDocumentatieCentrum Nederland). Dat SDCN leefde sinds eind jaren negentig enorm op door het inzicht dat populaire cultuur, de cultuur die ons dagelijks omringt, belangrijk genoeg is om nader onderzocht te worden. En iets wat belangrijk is, verdient een professionele benadering. Die professionalisering is met horten en stoten gegaan, maar heeft wel degelijk allerlei inzichten opgeleverd. Het is die professionalisering die dan nu weer wordt gedeeld met vakgenoten in Vlaanderen. Want al is de stripcultuur in beide landen blijvend verschillend, de omgang met striperfgoed kent meer overeenkomsten dan verschillen.

Dit artikel van Jos van Waterschoot verscheen eerst in Neerlandia, nummer 1 van 2020 en is met toestemming en grote dank overgenomen. Jos is vaste medewerker van Stripgids en schrijft in elk nummer in de rubriek De Oertijd over het striperfgoed. 

Meer weten?

De presentatie van de resultaten van het onderzoek van FARO c.s. 
De pdf van de FARO-publicatie De Schitterende Schat. Over het wat, waarom en hoe van het striperfgoed