De voorbije jaren vernamen we regelmatig dat graphic journalist Jeroen ‘Doel’ Janssen “weer naar Afrika was.” En zelfs naar Cuba. Wat had hij daar toch te zoeken? Het antwoord op die vraag is gisteren verschenen en luidt: Mijn kameraad Che Guevara.
Op 22 april 1965 arriveerde Che Guevara in het Tanzaniaanse Kigoma aan het Tanganyikameer, vlakbij de plek waar honderd jaar eerder de journalist Henry Morton Stanley dokter David Livingstone ontmoet had. Twee dagen later staken veertien Cubanen het meer over naar Congo. Kort nadien zouden er nog een honderdtal volgen. Het doel was de Congolese rebellen van de latere president Laurent-Désiré Kabila te ondersteunen met ideologische en tactische vorming, en hen bij te staan in hun gewapende strijd tegen de militaire leider Mobutu.
Na de moord op de eerste democratisch verkozen premier Patrice Lumumba werd hij namelijk de sterke man in Congo. Maar de strijd liep niet lekker en de revolutie liet op zich wachten. In zijn Congo-dagboek klaagt Tatu, zoals Che zich daar liet noemen, over de onbekwaamheid, het gebrek aan discipline en het eeuwige geruzie tussen de Congolese rebellen. In het leiderschap van Kabila zelf zag hij evenmin een reden tot optimisme. De lokale bevolking ging zich steeds vijandiger opstellen tegenover de opstandelingen, en na een tijdje viel ook de buitenlandse steun weg. Zo werd de Algerijnse president Ben
Bella, Che’s belangrijkste steunpilaar in Afrika, in juni afgezet door een staatsgreep. Op 20 november 1965 staken Che en de zijnen het meer weer over naar Tanzania; lijdend aan dysenterie en malaria en ontmoedigd door maanden van inactiviteit en nederlagen. Een jaar later vertrok Che naar Bolivië om daar de revolutie te ondersteunen. Op 8 oktober 1967 werd hij door het Boliviaanse leger gevangen genomen. De dag nadien schoten ze hem dood. En werd Che Guevara over de hele wereld een icoon.
Mijn kameraad Che Guevara is een bewonderenswaardig staaltje van graphic journalism
Bovenstaande tekst is van Kris Berwouts, Afrikareiziger en Congo-specialist, en hiermee opent het nieuwe boek Mijn kameraad Che Guevara van Bronzen Adhemar-laureaat Jeroen Janssen en Hilde Baele. Hierover gaat het: “Maar liefst 12 jaar duurde de research van Jeroen Janssen en journaliste Hilde Baele over Mzee Jérôme Sebasoni die als jonge Inyenzi-rebel de gids van Che Guevara werd. Hun onderzoek leidde van Kayibanda en Mobutu tot Aleida Guevara en van Bujumbura en Kigali tot La Havana en Varsenaere. Ze goten hun heldensafari in een boeiend, avontuurlijk en humoristisch verhaal vol bizarre wendingen. Nooit eerder hoorden ze een Rwandees Spaans spreken. En wat deed Che Guevara eigenlijk in Congo?”
Mijn kameraad Che Guevara is een bewonderenswaardig staaltje van graphic journalism, waarvoor de auteurs in Afrika en Cuba rondzwierven, op zoek naar de waarheid achter een sterk verhaal. Ooggetuigen worden opgespoord en bronnen gedubbelcheckt. De auteurs weven zo een beklijvend historisch verhaal ineen, dat onze grote bewondering oproept omwille van de ernst en de diepgang, maar ook omwille van de relativerende opmerkingen en bedenkingen. Dit soort van graphic journalism zien we heel graag meer verschijnen.
Uitgeverij Oogachtend, 2020. Er is een trailer van het boek.