Marc Sleen – De interviews geeft een rechtstreekse inkijk in de bovenkamer van een van de meest bevlogen Vlaamse tekenaars, vertellers en humoristen van de twintigste eeuw. Bovendien biedt het ook een onverwachte schaduwgeschiedenis van de Vlaamse journalistiek in de eerste zeventig jaar na de Tweede Wereldoorlog. In opdracht van de Stichting Marc Sleen stelden Wouter Adriaensen, Yves Kerremans en Noël Slangen dit boek samen.
Trouwe lezers van Nero, de Vlaamse krantenstrip waarmee Marc Sleen de geschiedenisboeken haalde, kennen zijn beroep. Het staat netjes op een bordje dat naast zijn voordeur hangt: ‘Nero – dagbladverschijnsel’. Een beroep als een ander. Ook Marc Sleen zelf, zijn geestelijke vader, groeide in de loop der jaren uit tot een heus dagbladverschijnsel.
Meer dan een halve eeuw lang was hij niet weg te branden uit kranten en tijdschriften. Evenmin uit radio- en televisieprogramma’s. Hij voorzag zijn leven en werk van commentaar en uitleg, en liet zijn licht schijnen over wat er gebeurde in de wereld. Meestal dacht hij er het zijne van.
‘Respect voor Marc Sleen, wij houden allemaal van Marc Sleen. Hij tekent met zijn ogen dicht en schildert op één been.
Respect voor Marc Sleen, wij houden allemaal van Marc Sleen. Hij is en blijft het allergrootste stripfenomeen.’ – Uit ‘Ode aan Marc Sleen’ van Urbanus
Meer dan een halve eeuw lang was hij niet weg te branden uit kranten en tijdschriften. Evenmin uit radio- en televisieprogramma’s. Hij voorzag zijn leven en werk van commentaar en uitleg, en liet zijn licht schijnen over wat er gebeurde in de wereld. Meestal dacht hij er het zijne van.
Voor dit boek verzamelde de Stichting Marc Sleen al die gesprekken. Sleen krijgt het woord en hij vertelt in 82 gesprekken met vier generaties Vlaamse journalisten, de autobiografie die hij nooit schreef bij elkaar.
Marc Sleen (pseudoniem van Marcel Neels, 1922-2016) geldt als een van de belangrijkste Vlaamse stripauteurs aller tijden. Zijn werk imponeert nog steeds door zijn kwaliteit én door zijn omvang. Naast Nero tekende en schreef hij ook de stripreeksen Piet Fluwijn en Bolleke, De Lustige Kapoentjes, Doris Dobbel en Oktaaf Keuninck. Hij werkte ook als cartoonist voor verschillende bladen en kranten.