Een gigantische tekening, een karikatuur zeg maar, waarop een leerling zichzelf, zijn school, zijn leraars en zijn medeleerlingen heeft afgebeeld. De directeur is Henry Van de Velde, onder de leraars herken je Gustave van de Woestijne, Joris Minne en Herman Teirlinck, en één van de medeleerlingen is Lucien De Roeck, die wereldberoemd zal worden met zijn ontwerpen voor Expo 58. De tekening dateert uit 1932, beeld het Hoger Instituut voor Decoratieve Kunsten en Architectuur van Ter Kameren uit, en is getekend door Joseph Gillain. Die zal later als Jijé potten breken als tekenaar van beeldverhalen, onder meer ‘Robbedoes en Kwabbernoot’, ‘Jerry Spring’, ‘Blondie en Blinkie’, ‘Tanguy en Laverdure’ en ‘Jan Kordaat’.
Zijn invloed op het werk van collega-tekenaars was gigantisch, en afgelopen zomer bracht een tentoonstelling in Jamber (bij Namen) zijn werk in kaart. Ook zijn onbekend werk als graficus, illustrator, beeldhouwer en zelfs koperslager. De Ter Kameren-tekening was een van de trekpleisters van de expo. De catalogus is de papieren neerslag van een en ander. Door de aandacht voor minder bekende facetten van Gillains kunstenaarschap, misschien niet het definitieve boek over ’s mans werk, maar verplichte kost voor alle liefhebbers van zijn werk. In een zelfportretje aan zijn tekentafel legt hij zichzelf de woorden in de mond: “Oui, oui, madame! Tout ça est fait à la main!…” Het materiaal in dit boek is daar het levende bewijs van, en vormt een mooi eerbetoon aan een groot tekenaar. (TH)
Jacques Toussaint (red.)
‘Jijé: un artiste Wallon au service de la bande dessinée’, Centre d’archéologie, d’art et d’historie de Jambes’, 160 blz., €25,00.
(Franstalig)
***
