Blake en Mortimer 22: De Septimus-Golf (Jean Dufaux, Antoine Aubin & Etienne Schréder)

Je bent hier:  Home » Nieuws » Blake en Mortimer 22: De Septimus-Golf (Jean Dufaux, Antoine Aubin & Etienne Schréder)

De ogen zijn te groot. Het viel me onmiddellijk op toen ik de personages in close-up of Italiaans plan zag. Het zegt op zich niets. Maar het geeft wel aan dat de versluierde verwondering van Jacobs’ hoofdfiguren een andere, bewustere dimensie krijgen. En laat nou net die abstrahering van half-slapende gezichtsuitdrukkingen de sfeer en de diepgang geven die van Mortimer en Blake iconische figuren uit de jaren vijftig van de vorige eeuw maakten.

Wil dat zeggen dat ‘De Septimus-Golf’ een mislukking is? Nee. Scenarist Jean Dufaux heeft zich in bochten gewrongen om het scenario tegelijk puur Jacobsiaans en uitdagend te maken. De tekenstijl van Aubin en Schréder leunt dichter aan bij de vroege Jacobs, dan wat heel wat navolgers van de grootmeester hebben gerealiseerd. ‘De Septimus-Golf’  is in een ander bedje ziek: Jacobs’ onbevangen verwondering van jongens-en-wetenschap ontbreekt. Want hoe goedbedoeld de hier gemaakte variatie op ‘Het Gele Teken’ ook mag zijn, Jacobs heeft geen behoefte aan arrangementen. Wel aan een nieuw geladen inspiratie. En die ontbreekt.

Je kunt Dufaux niet van enige verbeeldingsarmoede beschuldigen. Wel heeft hij teveel hooi op zijn vork willen nemen. Hij heeft het te goed willen doen. Dat is jammer, want Dufaux heeft een intrigerende vernieuwing geïntroduceerd. De eeuwig goede – in casu Mortimer – verschuift wat Faustiaans naar wetenschapspervertering als hij zelf de effecten wil uitzoeken van hersenmanipulatie. Omgekeerd blijkt Olrik toch in zijn zwarte hart een weke plek te  bewaren die hem menselijk maakt. Mortimer zal uiteindelijk toegeven: “De hoogmoed heeft me weer eens laten zondigen.” In die grijze zone ontmoet hij zijn eeuwige tegenstander, zijn tegengestelde zielsverwant Olrik. Beiden willen Septimus, de kwade genius, iets betaald zetten: de eerste vanwege nooit bevroede inzichten, de tweede vanwege wraak om als Guinees biggetje misbruikt te worden. Niettemin ontmoeten ze elkaar ergens halverwege.

Er ontstaat een zekere objectieve verstandhouding, die amper wederzijds begrip en sympathie verhult. Gelukkig is er altijd de onthechte, plichtsbewuste modelambtenaar Blake. Hij conserveert moeiteloos het moreel dilemma dat de goede en de slechte beheerst. De engelbewaarder die toeziet op de vermenselijking van goed en kwaad.

Dufaux put bijna dwangmatig uit het oeuvre van de meester (en dus ook uit ‘Het gele teken’), en uit verwante bronnen. Zo  komt de hele Londense ondergrondse rechtstreeks uit de film ‘Quatermass and the Pit’ uit 1967, die zelf weer kundig voortbouwt op een BBC-televisieserie van eind jaren 50. De filmgeschiedenis laat nog andere sporen na. De vermenigvuldiging van de Septimuskoppen (op drie plaatsen in dit album) is zo gegrepen uit ‘Die Tausend Augen des Dr. Mabuse’ van Fritz Lang uit 1960. De hypnotische evenwichtsstoornissen zitten ingebakken in Hitchcocks film noir ‘Vertigo’ uit 1958. De muurschaduw boven de  ingezakte trouwe bediende Nasir (blz.15) is een getrouwe kopie uit de film ‘Nosferatu’  uit 1922 van Murnau, wiens gruwelijke graaf, gespeeld door Max Schreck, als naam “Orlok” meekreeg. Orlok – Olrik, hoofsheid en boosheid, ze gaan hand in hand. De overdaad aan interne knipoogjes en intertekstuele verwijzingen verzwaart de plot, die geregeld stremt.

In zijn totaliteit is dit album evenwel met té goede bedoelingen gemaakt, het is over de top getild. Dat wil niet zeggen dat het een mislukt album is. Van de reeks navolgingen hoort het zeker bij de meest geslaagde. Maar minder pose, minder grootspraak, en een afgeslankte plot zouden zeker de karakteruitdieping ten goede zijn gekomen. Nu blijft het harken om de eenheid van verhaal te behouden. Dufaux lijkt me hoe dan ook meer thuis in werelden als die van ‘Murena’, ‘Jessica Blandy’ of ‘De Klaagzang van de Verloren Gewesten’, dan in het zeer naar binnen gekeerde, eigenzinnige universum van Jacobs.

Het 22e album van ‘Blake en Mortimer’ mag bijgezet worden als fraaie namaak, niet als een archeologische schat. Veel bombarie, weinig opera (in de zin van ambachtelijkheid der werken). Vrouwentongen en namaakchinees porselein, geen jade. En daar smachten we toch al een kwarteeuw naar, sinds Jacobs’ dood in 1987. (Lukas De Vos)


Jean Dufaux, Antoine Aubin & Etienne Schréder

‘Blake en Mortimer 22: De Septimus-Golf’, Blake & Mortimer, 70 blz., €9,50.