Het pas heropende Hergémuseum in Louvain-la-Neuve presenteert: een tentoonstelling over de voorliefde van de geestelijke vader van Kuifje voor mooie en snelle auto’s.
Hergé had een voorliefde voor sportieve wagens, met een duidelijke voorkeur voor Italiaanse bolides. Hij was ook dol op snelheid. In de 24 Kuifje-albums komen echter in totaal slechts vier van Hergé’s eigen auto’s voor.
De Opel Olympia cabriolet uit De scepter van Ottokar, de auto van de Syldavische spionnen, is dezelfde als die van Hergé in die tijd. Hergé kocht zijn eerste auto namelijk in 1938, toen hij 31 was. Maar weinig mensen weten dat Hergé een Impérial Mésange gehad heeft, die in De krab met de gulden scharen wordt weggesleept door een takelwagen. Het was een model uit 1940 dat hij tweedehands kocht.
In Kuifje en het zwarte goud bestuurt Kuifje de Lancia Aprilia van emir Ben Kalish Ezab. Hergé had er zo een gekocht, “een voortreffelijk autootje dat zelfs in die tijd makkelijk 140 haalde!”
Een voortreffelijk autootje dat zelfs in die tijd makkelijk 140 haalde!
In de grote autorally van de ‘Autoclub’, georganiseerd door Serafijn Lampion, komt dan weer een blauwe Porsche 356, die als je goed kijkt zichtbaar is in het laatste vakje van Cokes in voorraad. Hij draagt het nummer 8. Hergés Alfa Romeo of zijn tweedehands Peugeot, die hij
kocht in 1946, vinden we daarentegen in geen enkel album terug.
Bezoekers krijgen gratis een quizboekje over het thema van deze tentoonstelling om “hun bezoek nog leuker te maken,” aldus de perstekst. Op verschillende plaatsen in het iconische gebouw worden nieuwe films en documentaires vertoond.
Copyright afbeeldingen: (c) Herge – Moulinsart, 2020