Strips en politiek: de dynamitering van de IJzertoren

Je bent hier:  Home » Nieuws » Strips en politiek: de dynamitering van de IJzertoren

Geregeld signaleren we u hier interessante longreads uit andere bladen. Uit het jongste nummer van ADVN Tijdingen halen we een razend interessante bijdrage: “Levende stenen”. De (geslaagde) nachtelijke dynamitering van de IJzertoren en de Leeuw van Waterloo. Met, uiteraard, aandacht voor strips.

In de nacht van 15 op 16 maart 1946 werd de IJzertoren in Diksmuide gedynamiteerd. Er had een jaar voordien al een poging plaatsgevonden – wat een gat in het monument had achtergelaten – maar in de duisternis van de lentenacht van 1946 was de ontploffing zo krachtig dat het monument in elkaar stortte. De schokgolven van de knal en de destructie zouden in de volgende jaren verder reiken dan Diksmuide, nog verscherpt door het onopgeloste mysterie van de vermeende daders van de actie.

Oud-vicerector van de Leuvense universiteit Karel Cruysberghs schreef in De Nieuwe Standaard in 1947 over “de levende stenen” van de IJzertoren wiens geest de dynamitering niet had kunnen verbannen. Ook strips gaven uiting aan de impact die de dynamitering van de IJzertoren had. Zowel in ‘Suske en Wiske’ als ‘Nero’ werd er gewag gemaakt van de ruïnes en de mogelijke heropbouw van het moment. Sterker nog, in De lachende wolf verbond Willy Vandersteen de heropbouw van de IJzertoren, gestart in 1952, aan een mogelijke nieuwe dynamitering door Lambik te laten opmerken dat de “dynamiteurs” al op de hoek klaarstonden voor wanneer de volgende toren afgewerkt was.

In De lachende wolf verbond Willy Vandersteen de heropbouw van de IJzertoren, gestart in 1952, aan een mogelijke nieuwe dynamitering door Lambik te laten opmerken.

Een “act of oblivion”

Dat de dynamitering van de IJzertoren in de nacht plaatsvond lijkt echter een dubbele betekenis te onthullen. Er was de praktische overweging. Na december 1944 lag de verantwoordelijkheid over het monument bij de overheid, nadat het Onafhankelijkheidsfront van Diksmuide de sleutels van de IJzertoren verplicht had moeten overhandigen aan de procureur des Konings van Veurne. De duisternis vormde een geschikte dekmantel om ongemerkt en uit het oog van de overheid de dynamitering te laten plaatsvinden.

Anderzijds heeft de dynamitering van het monument tijdens de nacht een symbolische waarde. Een monument in zijn oorspronkelijke taalkundige betekenis betekent niets meer dan een waarschuwing. Het geeft de burger een aanmaning om te herinneren, het is de materiële manifestatie van een zekere burgerplicht om bepaalde gebeurtenissen of personen uit het verleden niet te vergeten. De nacht daarentegen kent een lange traditie van vereenzelviging met de tegenpool van herinneren. In het Hebreeuws bijvoorbeeld hebben de woorden voor vergeten (shakach ַכח ָש) en duisternis (choshek חֶׁשְך) een gedeelde etymologische oorsprong en zijn ze zowel in vorm als inhoud onlosmakelijk aan elkaar verbonden. De dynamitering van de IJzertoren krijgt door de dubbele betekenis van de nacht een nieuwe invulling. Het is, in de woorden van de Australische filosoof Ross Poole, een vorm van een “act of oblivion”, een aanmaning om te vergeten.

 

Ruïnes van de IJzertoren (c) ADVN, VFAY50

Het monster van Waterloo

Er zijn in de geschiedenis ontelbare voorbeelden van “acts of oblivion”. Het Verdrag van Westfalen van 1648 kondigde bijvoorbeeld aan dat alle ondertekenden een ‘perpetueel vergeten en amnestie’ moesten eerbiedigen. Een honderdzeventigtal jaar later zou het gerestaureerde Franse koninkrijk een soortgelijke oproep declareren. Koning Lodewijk XVIII beloofde in 1814, nadat Napoleon voor de eerste keer was verbannen, “union et oubli”, en verbood zowel burgers als rechtbanken “toutes recherches des opinions et votes émis jusqu’à la restauration”.

Napoleon zou echter niet vergeten worden. Sterker nog, de Leeuw van Waterloo, uiteindelijk afgewerkt in 1826, was een aanmaning aan de burgers van de Nederlanden en later België om de overwinning op Napoleon niet te vergeten. In België zou echter niet iedereen optimistisch staan tegenover dit, in vele ogen, nationaal monument. Integendeel, aan het begin van de 20e eeuw kwamen er luidere stemmen om eens en voor altijd komaf te maken met het monument. Albert du Bois, een radicale rattachist, zou in 1907 de frustraties over het monument in een gedicht gieten met de gepaste titel La destruction du lion de Waterloo. Het monument, aldus du Bois, was geen glorieus toonbeeld, maar “monstrueux” omdat het een constante herinnering aan de onderdrukking van de Waalse bevolking was. Du Bois riep zijn Waalse medeburgers dan ook op tot de vernie- tiging van het monument: “Détruisez ce Lion! Détruisez cette Brute!/Ne glorifiez pas le souvenir fatal/De l’heure et de l’endroit qui virent notre chute,/Par ce bronze et ce piédestal!”

Een zestigtal jaar later werd er ook een poging ondernomen om de daad bij het woord te voegen. In de nacht van 3 op 4 december 1965 waren er drie bommen geplaatst bij de Leeuw van Waterloo. De schade bleef echter beperkt aangezien twee van de drie bommen niet waren ontploft. Het incident leek ook naast de actie zelf weinig impact te hebben. Het weekblad van de Volkunie, Wij, gaf een zeer korte beschrijving van de mislukte poging, en voegde eraan toe dat de bommen “vermoedelijk het product [waren] van wallingantische huisvlijt”. In ’t Pallieterke werd de poging uitdrukkelijk verbonden aan de dynamitering van de IJzertoren, en in het bijzonder de waarschijnlijkheid dat de vermeende daders allicht nooit zouden gevat worden. De poging om de Leeuw op te blazen lijkt dan ook een averechts effect te hebben gehad: niet het monument, maar de actie zelf is uiteindelijk in de vergeetput beland.

Cartoon uit 't Pallieterke, 1965, ADVN, VY90002

 “Levende stenen”

De Leeuw van Waterloo en de IJzertoren zijn vanzelfsprekend twee verschillende monumenten die in andere contexten hun genese en verdere evolutie hebben gekend. De pogingen om de twee monumenten op te blazen, al dan niet geslaagd, tonen wel hoe elk monument ook steeds een bredere dialoog in zich houdt tussen wat een maatschappij zou moeten herinneren, en wat er vergeten mag of moet worden. De notie van het dynamiteren van monumenten kan echter gepercipieerd worden als een radicale “act of oblivion” dat ondanks haar bedoeling om burgers te overtuigen om bepaalde momenten of personen te vergeten vaak het tegenovergestelde resultaat bekomt. Een nieuwe IJzertoren zou uiteindelijk op 22 augustus 1965 officieel worden ingewijd en de grootschalige herdenking van de Slag bij Waterloo in 2015 zijn indicaties dat hoewel de symboliek mogelijk is veranderd, de twee monumenten nog steeds vers in het geheugen zitten. En toch blijft de nacht boven de monumenten loeren: ‘levende stenen’ zullen immers ooit op een moment hun einde kennen.

Wie weet zal er dan uiteindelijk op een dag, net zoals in het gedicht Ozymandias van de Britse dichter Horace Smith (1779-1849), iemand toevallig op een “fragment huge” uitkomen, en zich de vraag stellen “what powerful but unrecorded race/ Once dwelt in that annihilated place”.

Kasper Swerts

Met toestemming en grote dank overgenomen uit ADVN Mededelingen, een publicatie van het ADVN | archief voor  nationale bewegingen. U kunt het volledige artikel in pdf ophalen via deze link.