Overzichtstentoonstelling Thé Tjong-Khing

Je bent hier:  Home » Nieuws » Overzichtstentoonstelling Thé Tjong-Khing

De tentoonstelling ‘Thé Tjong-Khing | in het atelier van de meesterillustrator’ in het Nederlandse museum Kranenburgh (Bergen) biedt een keuze uit Thé Tjong-Khings illustraties van de afgelopen twintig jaar.

Thé Tjong-Khing (Purworejo, 1933) is één van de bekendste boekillustratoren van Nederland. Volwassenen kennen hem van zijn tekeningen bij de verhalen van schrijvers als Els Pelgrom en Annie M.G. Schmidt. Kinderen en ouders kennen hem ook van de beeldverhalen die hij sinds twintig jaar tekent vanuit zijn eigen fantasie zoals Waar is de taart? (2004) en het herschrijven en illustreren van sprookjes in De sprookjesverteller (2018).

Griezelig en grappig

In deze tentoonstelling is een keuze te zien uit Thé Tjong-Khings illustraties van  de afgelopen twintig jaar. Thé Tjong-Khing heeft een heel eigen manier van tekenen. Dreiging, humor en het gebruik van voorbeelden uit de kunst en mode zijn terugkerende elementen in zijn werk. De humor is te vinden in de situaties waarin de personages in zijn verhalen verzeild raken. Dreiging is voelbaar in de omgeving waarin de verhaalscènes zijn getekend. En als je goed kijkt dan zie je dat Thé Tjong-Khing zich ook heeft laten inspireren door voorbeelden uit de beeldende kunst.

Zelf model staan

Hoewel Thé Tjong-Khing inmiddels 87 jaar is, voelt hij zichzelf nog altijd een kind. In zijn atelier staat een grote passpiegel waarvoor hij de houdingen oefent waarin hij zijn verhaalfiguren wil tekenen. Zo acteert hij voor de spiegel bijvoorbeeld als vechtende ridder, bange prinses of ijdele gelaarsde kat, om zijn spannende, grappige en herkenbare tekeningen te kunnen maken. Thé Tjong-Khing tekent nog elke dag, misschien ietsje langzamer dan vroeger.

Speciale illustratieworkshops

Tijdens de tentoonstelling verzorgt Thé Tjong-Khing een aantal illustratieworkshops voor kinderen én een illustratie-masterclass voor volwassenen. Het museum laat het nog wel afhangen van de coronamaatregelen. De Nederlandse musea zijn sowieso gesloten tot 2 maart.

Naast de tekeningen van Thé Tjong-Khing is er een speurtocht uitgezet, is er een leeshoek ingericht waar je de boeken van Khing kunt bekijken en er is een tekentafel waar Tjong-Khing je uitnodigt om zijn tekening op de muur af te maken.

 

Net zo imponerend als zijn werk is zijn productiviteit. Zelf schat hij dat hij zo’n vijfhonderd boeken heeft geïllustreerd. “Of zeshonderd, ik ben de tel kwijt.”

Thé Tjong-Khing, 87 jaar, slaat in zijn huis in Haarlem een prentenboek open waarin de taart van meneer en mevrouw Hond wordt gestolen, onder veel meer, en begint te mopperen over de tekeningen. Zijn eigen tekeningen, welteverstaan. “Ik zou deze bomen nu anders tekenen. Die rotsen ook. Dit ook. En dit. Als ik eerlijk ben: ik zou het allemaal heel anders doen.”

En dan gaat het dus over Waar is de taart?, de meesterlijke, met lof overladen vertelling waarmee Thé in 2004 zijn kunstenaarschap – hierover later meer – een nieuwe dimensie gaf. Het was zijn eerste eigen boek, er zouden er nog drie volgen.

Thé (zijn achternaam) is onverminderd actief en ambitieus. Hij werkte intensief mee aan een familietentoonstelling over zijn werk in Museum Kranenburgh in het Noord-Hollandse Bergen, met merendeels werk uit deze eeuw. De drie speelse thema’s in Bergen waren op zijn lijf gesneden: lachen, griezelen en afkijken (of jatten). De expositie werd vorige maand uitgesteld tot een nader te bepalen datum. Online is een (aangepast) bezoek wel mogelijk. Meesterillustrator, noemde het museum hem in de aankondiging. Dat is terecht. Met zijn tekeningen gaf hij (kinder)boeken van onder anderen Miep Diekmann, Els Pelgrom, Guus Kuijer en Dolf Verroen een extra dimensie. Net zo imponerend als zijn werk is zijn productiviteit. Zelf schat hij dat hij zo’n vijfhonderd boeken heeft geïllustreerd. “Of zeshonderd, ik ben de tel kwijt. Ik ben al honderd jaar bezig. In sommige boeken staat één tekening per pagina, dus ga maar na.”

Het applaus bleef niet beperkt tot Nederland, met het woordenloze Waar is de taart? als meest aansprekende voorbeeld. Hij ging er de grens mee over. De bewijzen, een stuk of twintig, staan in de boekenkast: Where is the Cake?, Die Torte ist weg, Gdzie jest tort?, La course au gâteau, Var är tårtan? “De titel van Israel begint achterstevoren.” Het succes relativerend: “Ze hoefden alleen de titel maar te vertalen.”

Na enig aandringen: “Omdat Waar is de taart? mijn eerste boek is en ik het verhaal zelf heb bedacht, ben ik heel toegeeflijk, maar qua tekenwerk is het geen hoogtepunt. Mijn sprookjesboeken zijn beter. Waar is de taart? is voor mij vooral een soort trofee, zoals een hertenkop aan de muur.”

De coronacrisis krijgt geen vat op hem, zijn ritme bepaalt hij zelf, in zijn eigen wereld. “Voor mij is er niet zo heel veel verschil, ik zit de hele dag achter de tekentafel. Maar ik kan nergens heen, dat is wel saai.” Thé tekent dagelijks in de kamer aan de voorzijde van het huis, vanaf 6 uur ’s ochtends. “Ik ga om 10 uur naar bed, en soms meteen na het eten al.” Niet alles is onveranderd. Zijn hand is minder vast, hij is sneller moe.
Héél irritant, zegt hij. En ja, hij mag blij zijn dat hij op zijn 87ste nog zo actief is, en dat de kwaliteit van zijn werk nog zo hoog is. “Mijn vrouw zegt het ook vaak. Wees blij, je bent 87. Jaaaaaa, dat weet ik ook wel. Maar ik erger me alleen maar. Ik word een minder goede tekenaar. Gelukkig heb ik er nog heel veel lol in. En gelukkig word ik nog steeds gevraagd.” 

Als de opdrachten stoppen, is het klaar. Terloops: “Dan zal ik niet meer tekenen.” Het heeft te maken met zijn onvermogen om vanuit het niets iets te creëren, zegt hij. Thé heeft nooit iets voor zichzelf gemaakt, hij werkt louter in opdracht. “Ik ben geen kunstenaar, dat is het hele punt. Ik heb het verhaal nodig, een begin. Kunstenaars gruwen van die beperking, maar ik vind het juist leuk. En daarom vind ik het ongemakkelijk als ik kunstenaar wordt genoemd. Ik kan niet op nul beginnen, met niets.”

Thé Tjong-Khing, illustratie uit het boek 'Kunst met taart', 2015. Uitgeverij Terra-Lannoo

Aan een schilder, Michel van Overbeeke, vroeg hij ooit hoe hij aan een schilderij begon. Ik maak een veeg op een doek, zei Van Overbeeke, en dan ontstaat er vanzelf een schilderij. “Dat heb ik toen ook eens geprobeerd. Mijn veeg werd een poppetje. Dat is natuurlijk niet de bedoeling.”

En nee, Waar is de taart? is geen uitzondering. Ook dat idee werd hem aangereikt, door de uitgever van de kinderboeken van Sylvia Vanden Heede die hij illustreerde, in de Vos en Haas-reeks. “De uitgever wilde dat uitbuiten. Het idee werd geleverd, zoals altijd, en ik heb er iets van gebrouwen. Ik kreeg toch weer een duw. En omdat ik niet kan schrijven, heb ik er een woordeloos boek van gemaakt.”

Het werk gaat door. Momenteel is Thé met drie boeken tegelijk bezig. “Maar ik sla ook veel af hoor. Ik ben niet geïnteresseerd in verhalen die zich in de werkelijkheid afspelen, in het alledaagse. Dan kan een ander het beter doen. Het moet sprookjesachtig zijn. Ik vind mythen en legenden heerlijk. Er moet iets gebeuren, het liefst moord en doodslag. Dat is tenminste niet saai.” Hij lacht hard en slaat een boek open, De Griekse mythen van Els Pelgrom. De illustraties zijn van hem. Een man wordt in stukken gezaagd, een ander levend verbrand.
“Zo gestileerd kan het toch wel? Het is niet goor of wreed. Dit is misschien niet zo aardig, maar er komt geen druppel bloed aan te pas.” Hij houdt van de dramatiek, zegt hij. Op een andere tekening vliegt een baby door de lucht, een ravijn in. “Leuk, hè. De vrouw is Hera, de godin van de liefde. Ze krijgt een baby, maar die vindt ze niet mooi. Ze gooit hem weg. Daar kun je een heel dramatische tekening bij bedenken, maar ik laat haar een nonchalant gebaar maken. Wég ermee. Ik heb er een keurig burgerlijk paadje bij getekend, en de Olympus op de achtergrond. Dat zijn leuke dingen om te doen. Over deze tekening ben ik nog steeds tevreden. Dat gebeurt ook, hoor.”

De tentoonstelling Thé Tjong-Khing – in het atelier van de meesterillustrator in Museum Kranenburgh in Bergen kan na de lockdown worden bezocht.

Bronnen: website Museum Kranenburgh & de Volkskrant