Toegegeven, we zijn echt (hele) grote fan van Luc Cromheecke. Zijn uit de duizend herkenbare stijl, zijn humor en bescheidenheid, om maar een paar dingen te noemen. Luc kreeg in 2015 de Bronzen Adhemar, en schudde sindsdien nog heel veel mooie dingen uit zijn mouw. Waaronder in elke Stripgids een fraaie ‘Abonneer u’-pagina. En zopas verscheen de integrale van ‘Plunk’.
Dat is nog eens een handzame integrale editie: van de woordloze humorstrip Plunk! verscheen onlangs een complete editie van 152 pagina’s. Kon het dikker? Nee, want dit is precies alles wat de Belgen Luc Cromheecke en Laurent Letzer bedachten tussen pakembeet 2006 en 2009, toen het merendeel van de strips in het Franse stripblad Spirou verscheen. Voor de goede orde: Cromheecke is van de tekeningen en Letzer van de grappen, al kunnen we er gevoeglijk vanuit gaan dat de heren veel samen bedachten.
Cromheecke en Letzer gaan al heel wat jaartjes samen mee: ze studeerden in de jaren tachtig aan de Koninklijke Academie voor Schone Kunsten van Antwerpen, waar ze de strip bedachten rond Tom Carbon – een redelijk populaire reeks waarvan uiteindelijk zeven Nederlandstalige albums verschenen tussen 1991 en 2013, in veel verschillende uitvoeringen en bij tal van stripuitgevers.
Plunk – met uitroepteken in de titel – is een buitenaards roze figuurtje met een toeterneus en grote blote voeten, waarbij de tenen die naast elkaar staan, maar boven elkaar. Op zijn kop draagt Plunk een trechter zonder oor.
Krantenlezers met een sterk geheugen kennen een andere creatie van de beide heren: Cromheecke en Letzer waren verantwoordelijk voor de dagstrip Taco Zip uit de Volkskrant, die verscheen tussen 1989 en 1992 – in precies 1000 stroken. Dat was bepaald geen rimpelloze toestand, want de strip had evenveel uitgesproken tegenstanders als fans. Lees in dat verband vooral deze geestige blog over Taco Zip. In de strip kwam af en toe een mal tiepje langs, dat vooral werd uitgelachen door de rest. Het was Plunk, die later een eigen reeks kreeg.
Plunk – met uitroepteken in de titel – is een buitenaards roze figuurtje met een toeterneus en grote blote voeten, waarbij de tenen die naast elkaar staan, maar boven elkaar. Op zijn kop draagt Plunk een trechter zonder oor. Van zichzelf heeft hij een niet bijster nozele oogopslag.
De strips in Director’s Cut variëren van enkele stroken tot vierpaginaverhaaltjes. Er zit geen wezenlijke lijn in het geheel; we volgen Plunk die geen baan heeft, niet in een bepaalde stad woont en verder niets uitgesprokens heeft of doet. Het vindt letterlijk overal plaats: in een bos of een vliegtuig, in de woestijn en op een tropisch eiland. Plunk is bovendien niet altijd het personage waar het om draait: soms is hij alleen maar in de buurt. En dan nog…
Een voorbeeld: Plunk en een koe schaken in een weiland. De koe gaat even op de fiets naar de boerderij om gemolken te worden, keert terug en ze maken hun schaakpartij af. Daar zit iets in van Gary Larson (The Far Side) die beesten menselijke trekken geeft.
Verderop gaan de verhaaltjes volgens het ijzeren stramien van populaire jeugdreeksen van nu, zoals Game Over: wat je mijlenver voelt aankomen, gebeurt uiteindelijk net anders dan je verwacht.
De Director’s Cut is een mooie gelegenheid om alle Plunks op een hoopje te kunnen lezen. Al die losse albums, die dan weer hier en dan weer daar verschenen, kunnen daarmee overboord. De strips zijn fris, vrolijk en gevarieerd. Deze integrale, die ook nog eens mooi is vormgegeven, is zijn investering waard: er zitten gewoon te veel goede grappen in. Het is geen humor om te lachen, dat werkt bij tekstloze strips vaak anders, maar juist om van te genieten: de kwinkslagen, de onverwachte wendingen en het enthousiasme zijn aanstekelijk. Gaandeweg voelt de lezer dat de glimlach zich op zijn wangen begint vast te zetten. Een fijn gevoel.
Cromheecke & Letzer – Plunk! – Director’s Cut. Oogachtend. 152 pagina’s. € 25,00
Deze recensie is met toestemming overgenomen van onze collega’s van de 9e Kunst, zie https://9ekunst.nl/2021/04/30/plunk-brengt-glans-op-de-wangen. Grote dank ook aan Stefan Nieuwenhuis, merci!