Opinie: Strip de stripmaker niet langer

Je bent hier:  Home » Nieuws » Opinie: Strip de stripmaker niet langer

Net vernamen we dat de Nederlandse Tobias Tycho Schalken op de shortlist staat van het prestigieuze stripfestival Angoulême 2021. De strip in de Lage Landen doet het goed, zou je denken. Tót je achter de schermen kijkt. Dit opiniestuk verscheen vandaag in De Standaard.

Stel, u bent aannemer in een streek waar heel weinig aannemers zijn en u wil een huis bouwen. Met de rekenmachine in de hand klopt u aan bij een architect. Als het klikt en er duidelijkheid is over de kosten en de geschatte winstmarge, gaat hij of zij aan de slag. Waarop korte tijd later de eerste plannen vorm krijgen, die gaandeweg wat worden bijgestuurd om dan vervolgens te eindigen in een finaal plan. Dit wordt het! Dit zal uw reputatie van succesvolle ondernemer (her)bevestigen en, indien alles volgens plan verloopt, de kassa doen rinkelen.

 Maar dan beslist u heel onverwacht om op alle gemaakte afspraken terug te komen en de architect vriendelijk maar beslist de deur te wijzen. Omdat u zich bedacht heeft. Of omdat die plannen toch niet helemaal waren wat u ervan verwachtte. Of omdat u zich stoorde aan zijn lange neus, of omdat hij te veel noten op zijn zang heeft, of… of… En omdat u een grote aannemer bent, en, zoals gezegd, ook de enige in de wijde omtrek, betaalt u geen eurocent voor die plannen. Waarom zou u ook? Er zijn massa’s architecten die allemaal graag voor u willen werken. U bent tenslotte degene die de regels dicteert. Wie kan en zal u wat maken?

Er zijn massa’s architecten die allemaal graag voor u willen werken. U bent tenslotte degene die de regels dicteert.

Wilde Westen

Mogelijk bent u, beste lezer, verbaasd of zelfs verontwaardigd over dit verhaaltje. En toch is dit een situatie die van toepassing is voor een groot deel van het stripbedrijf in ons land. Wat weinig lezers beseffen is dat een uitgebreid proces achter de schermen plaatsvindt, voordat een verhaal daadwerkelijk wordt omgezet naar een stripboek. Uiteraard, dat geldt voor de meeste artistieke producten en producties, met repetities, probeersels en mislukkingen; u weet wel, bloed, zweet en tranen. Toch heeft de stripsector op het productionele en zakelijke vlak veel weg van de clichés over het Wilde Westen, het recht van de sterkste en zo. Het wedervaren van vele stripmakers biedt stof voor talloze verhalen, vaak veeleer tragische dan komische. Over het van tafel vegen van eerder gemaakte afspraken – al dan niet met ondertekende contracten – en wat zo’n ‘werkwijze’ met een mens doet.

Risicovolle investering

Het wedervaren van Steven Dupré (in de volgende Stripgids leest u een uitgebreid dossier) maakt dat pijnlijk concreet. Dupré is een van de meest succesvolle Vlaamse auteurs en, onder meer door zijn werk aan de in Frankrijk razend populaire reeks ‘Kaamelott’, een halfgod bij onze zuiderburen. Zijn relaas is bijwijlen niets minder dan surrealistisch en allicht representatief voor elke stripauteur. Elk project moet om te beginnen ‘verkocht’ worden. Het pitchen en verder uitwerken van nieuwe plannen betekent altijd een berg werk; zo moet de scenarist het verhaal uitwerken, met geloofwaardige karakters, plotwendingen en andere narratieve elementen. Van de tekenaar wordt doorgaans verwacht dat hij of zij een set portretten van de personages bezorgt, en ook, bij wijze van proef, een aantal min of meer uitgewerkte pagina’s levert. Zo krijgt de uitgever een idee van het grafisch vermogen van de stripmaker en van de look & feel van het verhaal. Uiteraard spelen voorgaande wapenfeiten van de tekenaar en/of scenarist ook een rol, al leert Duprés getuigenis dat succes bovenal zeer vluchtig en dus relatief is. Het biedt geen enkele garantie biedt op duurzame opdrachten.

Calamity Jane (c) Wiki Commons

Goesting en grinta

Als Steven Duprés verhaal representatief is voor andere oude rotten – en daar heeft het alle schijn van – dan laat het zich raden hoe het jongere auteurs vergaat. Jongeren die hun neus net aan het venster steken hebben al helemaal een zwakke onderhandelingspositie. Bovendien geldt voor hen wat voor andere stripmakers met meer kilometers op de teller ook speelt: dat ze in de ogen van een uitgever een risicovolle investering zijn. Natuurlijk, de stripmarkt is ‘moeilijk’, omdat uitgevers, vandaag veel meer dan vroeger, op zeker willen spelen. De return on investment is een cruciale factor in het beslissingsproces. Dat verklaart de ietwat conservatieve koers van de uitgeverijen, waarbij wordt gezocht naar manieren om de levensduur te verlengen van alles wat al naam en faam heeft. Zo mikken spin-offs als ‘Amoras’ en oude reeksen als ‘Suske en Wiske’ op een grote volwassen en dus kapitaalkrachtige doelgroep. Maar echte hefbomen om de strip beter te vermarkten – zoals grote evenementen en aandacht in de media – ontbreken.

Alleen al daarom zouden de gevestigde spelers een voorbeeld kunnen nemen aan de jongste generatie stripmakers. Verenigd in allerlei grensoverstijgende collectieven, groot en klein, stampt die eigen, vaak hybride festivals en andere events uit de grond. Met, het moet gezegd, nul middelen. Maar met als tegengewicht het heilige vuur van goesting en grinta. De in de stripsector van ons land gebetonneerde vormen (het album van 46 pagina’s, eindeloze reeksen…) zegt men vaarwel, om kleine, spannende bottom-up-initiatieven uit te proberen met onder meer verouderde (want economisch onrendabele) druk- en andere technieken, zoals… borduren.

Bij dit alles zijn crowdfunding en netwerken twee van de belangrijkste ordewoorden. U houdt het niet voor mogelijk wat voor moois er allemaal buiten het zicht gebeurt. De toekomst van de strip? Die nemen ze wel zelf in handen.

U vindt deze opiniebijdrage op de website van De Standaard en vandaag in de krant.